-7-
Het daartoe strekkende besluit werd op de bierboven genoemde 35stc
ECOSOC -zitting genomen.
3. Blijkens mededeling van de Nederlandse delegatie in de ITederlands-
Belgische Woordenlijstcommissie zal binnenkort een ontwerp voor de
regeling van de schrijfwijze van de Nederlandse aardrijkskundige
namen, dat wil dus zeggen de namen van aardrijkskundige objecten in
Nederland, aan de ondergetekende worden aangeboden.
4) 5, 6. Voor zover de namen van landen, zeeen, rivieren, sieden enz,
buiten Nederland en Belgie, alsmede hun Samenstellingen en afleidin-
gen in het Nederlands een eigen vorm hebben, volgen deze namen
krachtens artikel 1, onder 9? van de wet van 14 februari 1947Stb.
H 52 (de zogenaamde Spellingwet) - de regels 1 tot en met 3 van
deze wet. Wanneer een internationale regeling van aardrijkskundige
namen tot stand zal zijn gekomen, zal moeten worden bezien, of in
verband daarmede een wijziging van de bovengenoemde wet noodzakelijk
is. In verband met de hierboven onder 1 vermelde instelling door de
ECOSOC van een groep van deskundigen inzake geografische na
men, komt instelling van een commissie, als in vraag 6 bedoeld, de
ondergetekende overbodig voor.
Vragen van 17 maart 1964
1Kan de minister mededelen - in aansluiting aan het antwoord van
zijn voorganger op de vragen 2044 van 13 mei 1963 (Aanhangsel
Handelingen Tweede Kamer 1962-1963» blz. 2067) - welke vorderingen
inmiddels zijn gemaakt met het vervaardigen van de officiele lijst
van aardrijkskundige namen van Hederland, zowel wat de namen van
plaatsen betreft als wat het nog veel talrijker aantal namen van
andere geografische objecten aangaat?
2. Is de minister niet van oordeel, dat de Spellingwet 1947 onvoldoen-
de zekerheid geeft over de vraag, van welke buitenlandse geografi
sche namen in het Hederlands een eigen, vaste vorm is ingeburgerd -
onzekerheid, welke o.m. tot uitdrukking komt, wanneer men de spel-
lingen vergelijkt van geografische namen in publikaties van het
departement van buitenlandse zaken, in andere overheidsuitgaven,
bij de P.T.T. en in de Leidraden ten behoeve van het onderwijs?
3. Is het de minister bekend, dat vele in Nederland ingeburgerde
buitenlandse geografische namen, met name uit Aziatische en Afri-
kaanse ontwikkelingslanden, geheel afwijken van de aldaar nu offi-
cieel gebruikte namen en schrijfwijzen en, indien deze vraag be-
vestigend wordt beantwoord, is de minister dan niet van oordeel,
dat - vooruitlopend op een toekomstige internationale regeling
met betrekking tot de geografische namen, die stellig nog lang op
zieh zal laten wachten - reeds thans moet worden overgegaan tot
het geven van richtlijnen ter zake zowel ter verbetering van het
verkeer en het begrip tussen de naties als in het dringende belang
van het Nederlandse onderwijs, de wetenschap, de pers, het toeris-
me en de uitgeverijen?