- 8 -
II. 2. 1. Het bepalen van hoogteverSchillen tussen punten van het
aardoppervlak geschiedt, waar grote nauwkeurigheid verlangd wordt,
door waterpassing (6). Het uitgangspunt voor de Hederlandse waterpas-
singen bevond zieh tot voor kort te Amsterdam in vijf sluizen, of
bruggen (7). In deze sluizen bevonden zieh peilmerkstenen, op last van
de Amsterdamse burgemeester Hudde daarin aangebracht in 1682, met het
opschrifts Zeedyks hooghte zijnde negen voet vyf duym boven stadspeyl.
Het aangenomen vergelijkingsvlak (waterpasvlak, niveauvlak) is oor-
spronkelijk bedoeld overeen te komen met de gemiddelde zomervloedstand
(volzee) van het IJ voor Amsterdam, dat toen immers nog in open ver-
binding stond met de Zuiderzee. Radien werd het vlak aangenomen te
liggen op 9 voet 5 duim Amsterdamse maat beneden het gemiddelde van de
genoemde peilmerkstenen.
Toen Krayenhoff de eerste systematische waterpassing in Hederland uit-
voerde ter verbreiding van het A.P. (1797-1812, längs de grote rivie-
ren) heeft hi j hierbij eigen merkstenen aangebracht. Haderhand zijn
deze "aangesloten" op een van de stenen van Hudde in de Hieuwe Brug-
sluis.
Het A.P. is voor het eerst wettelijk in het Rijk ingevoerd bij besluit van
koning Willem I van 18 februari 1818, waarin werd bepaald dat "längs
de hoofdrivieren van het Rijk ter plaatse, alwaar gewoonlijk waarnemin-
gen van waterhoogten geschieden, peilschalen zouden worden gesteld,
waarvan het nulpunt of het begin der telling hetzij op, hetzij neder-
waarts overeen zou komen met het Amsterdamsche Peil".
II. 2. 2. De zorgvuldigheid van Krayenhoff heeft niet kunnen verhin
deren dat de grote landelijke waterpassing van de jaren 1875-85 bekend
staat als de eerste nauwkeurigheidswaterpassing. Deze had aanvankelijk
plaats onder leiding van L. Cohen Stuart, en is na diens dood, in 1878,
voortgezet door de toen ingestelde Rijkscommissie voor Graadmeting en
Waterpassing.
Men is hierbij uitgegaan van het gemiddelde van de vijf toen nog aan-
wezige peilmerkstenen in Amsterdam. Het grootste verschil met het
middelbare vlak uit die vijf punten was 4>23 mm. Het A.P. voor deze
waterpassing is aangenomen op 2,67689 m beneden dat gemiddelde (8).
Uit deze waterpassing bleek, dat bij het overbrengen van het Amsterdams
Peil in het verleden niet onbelangrijke fouten waren gemaakt. Om de
nieuwe hoogteeijfers van de oude te onderscheiden werden ze aangeduid