- 14 -
ten behoeve van het primaire driehoeksnet en de daaruit voortvloeiende
berekeningen, benevens de nauwkeurigheidswaterpassingen en berekenin-
gen) zijn uitgevoerd door de reeds enige malen als uitgeefster van
geodesische werken genoemde Rijkscommissie voor Graadmeting en Water-
passing. Deze commissie werd in 1879 op voorstel van de Koninklijke
Akademie van Wetenschappen gesticht ter voltooiing van de door Cohen
Stuart (II.2.2.) aangevangen eerste nauwkeurigheidswaterpassing.
Behalve het primaire net heeft de Commissie, ter verdichting van het
net voor praktisch gebruik, een secundaire triangulatie doen uitvoeren,
waarvan boven reeds sprake was. De verkenning en meting hiervoor is in
1898 begonnen en was in 1928 voltooid. Zie: "Beknopt overzicht van de
werkzaamheden van de Triangulatiecominissie in de jaren 1925-30". Ook
voor deze secundaire driehoeksmeting eilenden kerktorens en torens van
andere gebouwen. Waar de torens op te grote afstand van elkaar stonden,
werd van geschikte terreinpunten gebruik gemaakt. Hetzelfde geschiedde
in heuvelland als Zuid-Limburg, ook in Drenthe en längs de rijksgrens.
Deze terreinpunten werden en worden verzekerd door een blok Zweeds gra-
niet, 75 x 75 x 75 cm, gelegen ca. negentig cm onder het maaiveld met
een in het midden gehakt kruis in de verticaal van het hoekpunt. Daar-
boven wordt een granieten zuil gesteld ter lengte van 120 cm met inge
hakt kruis in de kop (glad afgewerkt, 30 x 30 x 30 cm, 30 cm boven de
begane grond, op een der zijkanten gemerkt met R.D.). Ook de secundaire
punten zijn grotendeels door vastleggingsbouten verzekerd.
Het Nederlands kadaster, en in navolging ook andere meetdiensten, ge-
bruikt voor tussenpunten de zgn. kadsteen. (Voor een verklaring van
deze naam leze men tien regels verder) Deze is een betonnen paal met
een kop van 10 x 5 cm en een verbrede voet. In een der verticale zij-
vlakken is een halfcilindervormige holte van 5 cm middellijn uitge-
spaard voor het plaatsen van een jalon ter markering van dit hoekpunt
bij een opneming. De as van de cilinder gaat door het hoekpunt. Ter
verzekering van dit punt (bij eventuele verstoring van de ligging van
de paal) plaatst men 70 cm onder het maaiveld een tegel, waarvan het
bovenvlak 20 cm onder de voet van de paal blijft. Een gat in het midden
ervan komt in de as van genoemde cilinder te liggen en valt dus in de
verticaal van het hoekpunt. Dergelijke stenen worden bij het kadaster
gewaarmerkt met de letters K A D, bij de waterstaat met W A T. De
meetkundige diensten van Steden plaatsen vaak ijzeren buizen met een