"KAARTE-MAKEN" IN DE l8e EEUW
Een beroepsopleiding voor kartografen in Nederland staat voor de deur,
staat daar weliswaar bepaald niet te dringen, doch naar we mögen aannemen,
zal over een jaar of twee misschien gestart kunnen worden.
Interessant is het na te gaan hoe doorgaans kartografen zonder een offi-
ciele opleiding hun kennis weten en wisten te vergaren. Hoewel het tekenon-
derwijs vroeger en nu vrijwel uitsluitend geschiedde door middel van monde-
linge kennisoverdracht komen we in 1784 in een leerboek voor landmeetkunde
"Werkdadige Meetk«ust" een uniek lesje praktische kartografie tegen.
Het is geschreven door Joh.Morgenster en "Overgezien, Vermeerdert en in
Kopere Platen gebragt door J.H.Knoop".
Het moet in 1784 voor de eorste maal zijn geweest, dat instructies voor
het topografische tekenen in een Nederlands boekwerk voorkwamen. Wij willen
U deze interessante instructies niet onthouden en' laten ze hier in zijn geheel
volgen, onder vermelding dat wij onze gegevens ontleenden aan de "Handlei-
ding voor de Studie van de Topografische Kaarten van Nederland 1750-1850"
door dr.ir.C.Koemanuitgave J.B.Wolters, Groningen 1963. De bijbehorende
figuur werd voor ons gereproduceerd in off-set door de drukkerij Marchand-
Paap-Stroker uit Den Haag.
"Nadat men de K a a r t, met al 't geen daarin aan te merken is, na voor-
gaande Voorbeelden en onderwys getekent heeft; zo word die daar na met verwen
afgezet, evenmatig na dat 't op 't ¥eld gecoleurt is, ten einde men
alles onderscheidentlyk zien kan: Hier van nu was in der daat veel te zeggen,
om dat een K a a r t, wanneer ze net afgezet isdaar door veel ve#gierd
word, maar in tegendeel kwalyk gec oleurt zynde, zeer ontgiert en
a b 0 r t i f wordt; 00k de geschiktheid des Meters daar uit erkend word:
Maar het is zeker, dat de behandelinge van een K a a r t wel aftezetten,
beter met de daat getoont kan worden, dan dat zulks met veel woorden te be-
schryven is00k daartoe een goede oeffening vereischt word: Egter om dit
stuk niet ten eenemaal met stilzwygen voorby te gaan, zo zullen we den Leer-
ling in 't volgende eenige lessen voorschryvendie hem aanleidinge zullen
gäven, om door oeffening de vordere behandeling te erlangen.
Gras of Heilanden, Vennen &c worden groen geverft, doch men onderscheid
die Landen gwoonlyk met verscheiden groen; daarom maakt men de Weilanden het
groenst, de mindere Landen maakt men bleker of geelgroen, en zo voorts al die
Landen die men van elkander onderscheiden wil, met different groen,
dat we u hier na zullen leeren maaken, afzettende; daar en boven zo worden
die Landen dikwyls nog onderscheiden en vergiert door kleine bleek-zwarte
stippeis (ziet F i g u u r 301. No. l) die men 'er met pen en inkt, te
weten Oostindische inkt, na dat ze groen geverft zyn, in stippelt, doch die
stippen moeton subtiel en met zeker orde gemaakt worden, anders die
meer misstand dan gieraad aan 't Werk geven.
Onbebouwde woeste piaatzen tusschen de Landen, naast de Wegen en eiders,
insgelyks Heide en Veenlanden &c worden niet geheel groen overgeverft, maar
men stippelt die met de pen en inkt (ziet No.2.) daar na maakt men hier en
daar met de Penceel een geel groene plak, zomtyds 00k, indien de
grond zandig is, wat bruin tusschen beiden, dat alles wel in malkander ver-
dreven moet worden.
Bouw- of Zaailanden zet man geelachtig afen men onderscheid zonntyds de
Braaklanden van de bezaaide Landen, di| men dan bruinachtig maakt; tot zieraad
van de K a a r t, toont men dikwyls de Vooren van 't Land met evenwydige
gestippelde strepen aan, (ziet N0.3.) welke getrokken moeten worden, na dat
men de grond reeds geel of bruinagtig gec oleurt heeft; en die stre-
9-11