■VI ..BEKNOPT OVERZICHT VAN DE GESCHIEDENIS VAN DE KAARTERING VAN NEDERLAND TOT HET MIDDEN VAN DE 19de EEUW door J. Schokkenkamp VI.l. De oudste afbeelding van ons land vinden we op een laat-romeinse kaartwelke wordt toegeschreven aan de cosmograaf Castoriusuit de tweede helft van de vierde eeuw na Christus. Deze kaart"""welke hoögstwaarschijnlijk uit een nog oudere kaart is afgeleid, in het midden van de tweede eeuw vervaardigd, kennen wij niet. Wal een in de loop der tijden aangevuld afSchrift van de Castorius-kaart welk afschrif't dateert uit de dertiende eeuw, 1265, en algemeen bekend is onder de naam van Tabula Peutingeriana. Zij is benoemd naar de Duitse humanist en oudheidk'undige Peutinger, (1465-1547), die de kaart van Conrad Geltes de ontdekker van de kaart,. ten ge- schenke kreeg. De kaart, wäarover een uitgebreide litteratuur be- staat, is eigenlijk niets anders dan een itinerarium of wegenkaart van het gebied tussen Engeland en India. Zij is op perkament in kleuren, water groen, land geel, wegen roodgetekendlater in twaalf stukken gesneden, waarvan er een, het westelijkstever loren is gegaanPlaatsen, geneeskrachtige bronnen, bed.evaart- plaatsen, rivieren, gebergten enz. zijn aangbgeven; verder de af- standen tussen de plaatsen zonder dat man ogensehi jnli jk rekening heeft gehouden met de juisteligging van de plaatsen. Von Frijtag Drabbe meent voor deze vertekening een verklaring gevonden te heb- ben(l1 De kaart heeft met haar elf bladen een lengte van bijna zeven meter bij een hoogte van 3^ cm en behoort tot de schatten van de Nationale Bibliotheek te Wenen: Een afbeelding van een deel van de kaart van het tweede segment .yjLndt. man, wat ons land betraft, in de Grote Historische Schoolatlas door H. Hettema jr. Zie b.v. de dertiende druk 1935, blz. 1. Ook in Nederland-Waterland door H.A.M.C. Dibbits 1950, fig. 158 tegenover blz. 176met tekst op blz. I7O-I7I is een deel van da kaart te vinden van het gebied, maar zieh meer naar het zuiden en westen uitstrekkende zie ook nog fig. 198 op blz.262 met tekst in hetzelfde werk. VI.2. De oudste opnemingen hier te lande gaan terug tot in de veertiende eeuw; een van de met name genoemde landmeters is. Monekyn, die in 1318 in Zeeland werkzaam was; een ander verleende hulp bij de verkaveling van markegronden in Salland in 1312, terwijl Frederick Stoyveken in 1364 een aanvang maakte met de verkaveling van de polder Mastenbroek in Overijssel, welke nooit meer is gewijzigd. Uit het midden van de vijftiende eeuw zijn volgens De Jong da- tailkaartjes bekend? men wist de grenzen van percelen degelijk vast te leggen; bij overdracht of verkoop van erven werden allerlei regelen in acht genomen, welke thans nog grotendeels gebruikelijk zijn. Van een grootscheepse opneming en in kaart brsngen van grotere delen van ons land was nog .geen sprake. "De landmeter moest van drie zaken goed op de hoogte zijn; hij moest wel 'gefundeert' zijn in 'Geometria'daar hij 'wt sal weten l) De cijfers tussen verwijzen naar de Aantekeningen achter dit hoofdstuk. 9 - 23

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kaartbulletin | 1965 | | pagina 49