sijn 'proporciones" (ovenredigheden) ende principa' (grondbegri-ppen) ende die figuren kennen"Wie hem het examen" afnam wordt niet ver meld. Verder moest de landmeter in het bezit zijn van rechtvairdige instrumentenzuiver meetgereedschap. De lengtematen zijn grotendeels gegrond op de lengten van lichaams- de.lens de el (elleboog) benoemd naar de onderarm; de palm naar de handpalm, de breedte van de hand aan de binnenzijde; de voet naar de on)geschoeide mensenvoet 1 de vaam of vadem naar de afstand tussen de linker- en rechterhand bij Eijwaarts uitgestrekte armen Vandaar waarschijnlijk ook het vrij grote verschil in de oud-Neder- landse maten. Ook de verdeling van het aantal duimen in een voet, en van het aantal voeten in een roede was verschillendVerder was, al naar het doel waarvoor de meting plaatsvond, een roede soms langer of korter 2) De landmeters werden ook met andere werkzaämheden belast. Op Schouwen moesten zij de dijkputten, waaruit de specie voar de dijken gegraven wardopmetenom daarnaar hat loon der dijkwerkers te be palen. Zij hielden toezicht op het verwerken van'de klei in de dijk. Zo werden zij langzamerhand ook 'fabrijk'd.i. opzichter, belast met de uitvoering van waterbouwkundlg werk. Het hoofd van de Technische Dienst van het Hoogheemraadschap van Schieland voerdo in de 19de eeuw nog de titel van 'Fabriek-LandmeterAls landmeter bleven hun warkzaamheden beperkt tot veldwerk; zij leverdan slechts kaartjes van percelen, vooral in opdracht van de fiscus. Bij een bestudering van kaarten uit de veertiende eeuw en volgende blijkt, dat de in die tijden bedijkte polders (zie boven VI.2.) meer regelmatig verkaveld zijn, dan die, welke vopr die tijd zijn ingedijkt. De verkavelingen duiden, zoals De Jong, aan Wiens ge- schrift wij vael van het bovenstaande ontlaenden, mededeelt, op een vooraf vastgesteld plan van bedijking en verkaveling, dat in het terrein door landmeters of andere deskundigen moet zijn uitgemeten of uitgezet; dit blijkt ondermeer uit de oorkonde, wäarbij de polder Dirksland op het ailand Overflakkee op 13 november 1415 ter be dijking werd uitgageven. Omstreeks 1500 werden de kaarten talrijker, ook de namen van de kaartenmakersDeze laatste echter waren in de eerste helft van de zostiende eeuw geen landmeter, maar schilder. Wij noemen Pieter Gherijtszmaker van de eerste kaart van Rijnland, 15,15, bestemd voor Keizer Karel V; Jan de Pape, aan wien wij kaarten van Putter- moer, Oest-VrieslantVriesland, Ryderwaert met zijn aanwassen, Goylant e.a. danken; Cornelisz Conelisz "de schilder" welke laatste onder meer in 1537 sen kaart van een deel van het verdronken land in Zuid-Hollandde Groote Hollandsche WaardmaakteVan de Amster- damse stadsfabriekmeester stadsbouwkundig opzichter) Willem Hendricksz Crook is een kaartje van Hollands Noorderkwartier van 1529 afkomstig; ook is hij zeer waarschijnlijk de maker van een kaart van de zuide- lijke omgeving van Amsterdam. l) Zie b.v. het plaatje bij het opstel van K. Lips, Eine Stolper Grenzkarte mit Messungszahlen aus dem Jahre 1649- Ins Mitt.d. Reichsamts f. Landesau nähme, 1934/5, blz. 258. 9 - 23a

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kaartbulletin | 1965 | | pagina 50