Van een eigenlijko meting-in moderne zin is in die dagen nog gsen
sprake. In de Pracktijck des Landmetens geeft Dou(w) een methode,
welker toentertijd gevolgd werd voor het in kaart brengen van een
gebied. Van een paar kerktörens?op het blad papier willekeurig afge-
beeld, werden de daaromheen gelegen voornaamste terreinpunten o.a.
door voorwaartse insnijding gevonden en wel door in de torenpunten
da richting met behulp van de gematen hoeken, of wel door het tekenen
van richting en afstand. Dan werd tussen de aldus verkregen punten
het terrein verdar op het oog ingeschetst. In het algemeen zal de
wijze van opnemen niet veel verschillen van die in ?/est- en Midden-
Europa. Voor het meten van hoeken gebruikte Dou(w) een door ham z>elf
uitgedacht en door de instrumentmaker Jan David te Leide.n vervaardigd
instrument. Met sluitfouten wisten Sems en Dou(w) geen raadevenmin
als Snellius. In het tweede werk behandelen zij de gr.otere opnemingen
met planchet en kwadrantVoor het rond hebben zij geen belangstelling
het is te zwaar en minder nauwkeurig doordat de straal kleiner moet
zijn dan bij het kwadrant. Volgens hen zouden zij de methode van het
planchet uitgedacht hebben l); zo ook het gebruik van een instrument,
dat volgens Dieperink met de naam van valdpasser zou kunnen worden
aangeduidIn wezenverschilt de methode niet van die toegepast
door Georg Matthaus Vischer (l628-circa 1695) hij de vervaardiging
van de kaart van Nieder-'österreich 1 150 000 in 1670 2).
De naam Sems is bewaard gebleven in de naam van de grenslijn tussen
de ontginningen -in het oude Oostermoer in Groningen en Drenthe, de
Sems-linieHij zette nl.in opdracht van Graaf Willem Lodewljk, in
1615, een rechte lijn uit (alignement) van Wolfsbergen aan de zuid-
oostzijde van het Zuidlaardarmeer met de Martinitoren te Groningen
als uitgangspunt voor de richting. Tot heden maakt deze lijn een deel
uit van de grens tussen de provincies Groningen en Drenthe.
Volgens Teeling is er geen beter voorbeeld te vinden, welke een in-
zicht geeft in de werkwijze van de 17de eeuwse cartografie .dan het
tot stand komen van de stadsplattegrond van Beverwijk -62 bladen-,
voorstudie voor een vogelvluchtkaart van die plaats1648, door
Daniel van Breen vervaardigd.
Vermelding verdient nog, dat in 1600 op aanraden "van Graaf Willem^
Lodewijk en op initiatief van Prins Maurits aan de Leidse Universi-
teit de Ingenieursschool 3) werd gesticht. Deze beleefde in de 17de
1) Volgens Stavenhagen is het planchet of Mensel een uitvinding van
prof .Joh.Praetorius uit Altdorf bij Nürnberg (Mensula Praetoriana)
uit het jaar 1590; het is voor het eerst beschreven door zijn leer-
ling en opvolger Schwenter in 1618 (zie Mitt .d .Tieichsamt f .Landes
aufnahme 1933/34, blz.19-32).
In Gelände und Karte 1950 blz.133 deelt Imhof. mede, dat de Zwitser
Zubler in 1607 als een der eersten het "Messtisch-Verfahren be-
schreef en dat Joost Burgi von Lichtensteig in Toggenburg, het
Boven-Thurdalals eerste omstreeks 1600 de logarithmen vond.
2) Zie de beschryving door I.Feil van die werkmethode en de afbeelding
ervan op een deel van blad 14 van genoemde kaart in; E.Nischer,
Österreichischer Kartographen, Wien (zonder jaartal), blz. 35 9"
plaat 4 achter in dit werkje d
3) Zie Aantekeningen, noot 3 hij (2
9 - 25a