AANTEKSN INGEN
bij Hoofdstuk VI
(l) Zie: Comptes rendus du Congres International de Geographie, Amsterdam
1938.
Tome premier, Actes du Congres, blz. 422-428benevens Tome deuxieme
Tr'avaux de la Section IV Geographie historique et Histoire de la Geogra
phie, blz. 208/209.
Volgens.Foc.kema Andrea zegt A .'J „Byvanck (bibliothecaris 1.941 over de
hypothese van Von Frijtag Drabbe; "Het is intusschen niet aannemelijk,
dat de Romeinen in staat zouden zijn een zoo nauwkeurige kaart te ontwer-
pen als aan zulk een projectie ten gronaslag had moeten liggen. Daarvoor
ontbraken hun voor zooverwij het weten, zoowel de künde als de belangstel-
ling en de hulpmiddelen"Bij Bagrow, Geschichte der Kartographie, 1951,
blz. 26' leest men: "Es kann gar kein Zweifel darüber bestehen, dass Rom
gute Karten ge habt haben mussDie Fülle ausgemessener Strassen, die weit
verstreuten zahlreichen Garnisonen, das gut entwickelte Vermessungswesen
und die gut ausgebildeten Erdmesser (Agrimensoresalles dies hätte die
Entwicklung des Kartenwesens fordern können", waaraan nog moet worden
toegevoegd, dat de kaart in kwestie geen militaire kaart iswat in de tekst
van VI.l is vermeld. Byvanck's mening komt ongeveer overeen met die van
A.Hermann (historicus) op bovengenoomd congres geuit /Actes du Congres
1938, blz. 428/, maar hij noemt het denkboeld, dat de vertekening op de
kaart niet op willekeur, maar "auf einem sinnfälligen Schema beruht", een
belangrijke vooruitgang. Von Gruber (geodeet) "avait d'abord songe a dis-
cuter la these du capitaine Von Frijtag Drabbe^ il voit mieux maintenant
(na hat antwoord van Von Frijtag Drabbe aan Hermann) la concordance et
estime que la carte, comme itineraire a pu rendre d1excellents services".
Over de boven aangahaalde hypothese van Von Frijtag Drabbe leze men diens
opstel; De Peutingerkaart (een voorbeeld van kaartering uit den aanvang
onzer jaartelling)In; De Ingenieur, 58, 1941, 23, blz. B 87-B 92.
Een geheel afwijkende mening omtrent het deel van de Peutingerkaart, dat
algemeen als een deel van ons land wordt verondersteldheeft Albert
Delahaye die o.a. Noviomagi niet. als Nijmegen, maar als het in Frankrijk
gelegen Noyon idontificeertZie De Gelderlander 113de jg. no. 21o van
16 September en no. 224 van 23 September 1961met een reproduktie van
een wat groter deel van de Peutingerkaart dan in de atlas van Hettema en
nog twee kaartjes.
(2) a. Fockema Andreae verondersteltdat de Rijnlandse roede niet, zoals men
vroeger meende, uit de 13de of 14de eeuw stamt - de naam roede is reeds
bekend uit het jaar 1262 - maar dat ze uit het Karolingse tijdvak van voor
1248 zonder waarneembare wijziging van de oude Karolingse rijksmaat, de
Rijksvoet met een standaardlengte van ongeveer 31,5 cm,is overgeleverd
Dat tijdvak kende evenals de Oudheid duimen, voeten en roeden. Het meot-
stelsel met zijn gefallen 6, 12 en 60 van de Babyloniers afkomstig, is
hetzelfde, alleen de standaardmaat is anders. Sedert is de roede, zoker
van de middeleeuwen af de "gewoonterechtelijke standaard landmaat"voor
een groöt deel van de Nederlandse gewesten geweest.
In het gebied van het Hoogheemraadschap Rijnland is de Rijnlandse maat
met uitsluiting van alle andere maten van kracht' geweest. Onder de Repu-
bliek der Verenigde Nederlanden was Rijnland met Dalf-Land en Schieland
vrijwel het enige gebied, waar een bepaalde landmaat werkelijk onbeperkt
9 - 26a