slag. Voor de orientering van het gemeentelijk net ten opzichte van de meridiaan, lopende over de torenspits van de hoofdkerk van de gemeente werd de hoek gemeten, welke de basis van het plaatselijk net met die meridiaan maaktDeze hoek, azimut, werd in het plan der driehoeksmeting boven de schets aangegeven onder de naam 'helling' of soms ook wel 'neiging' tot de meridiaan. Het azimut werd gemeten met een kompas of boussole, waarvan de mis- wijzing in rekening werd gebracht. Een en ander had tot gevolg. dat in twee aan elkaar grenzende gemeenten voor dazelfoe bereken- de lijnen niet onbelangrijke verschillende waarden werden verkre- gen. Voor de grondslag van het verticaal verband dienden verken- merken, 4 a 5 op iedere 4.000 ha. Tegenwoordig beschikken we over gemiddeld ruim 40 verkenmerken per 40 km2Het terrein zou worden voorgesteld door niveaulijnen'welke door harceering uit de rig- ting der grootste helling worden aangevuld'Het aantal der rij- en van harceering zal tevens het getal van horizontale doorsneden en gevolglijk de hoogte des bergs doen kennen' Jarenlang heeft men in commissies gediscuteerd over de schaal 1 s 10.000, 1 's 15.000 of 1 o 25.000, de wijze waarop het kadas- ter zou worden ingeschakeld enzenz. Een en ander en vooral de stri.id welke van de vi.jf in aanmerking körnende departementen bij de tot stand koming van de kaart de leidende rol zou soalen stond een snelle verwerkelijk van de plannen in de weg. De omwenteling in Belgie maakte aan alles plotseling een einde« Van 'een kaart bruikbaar voor alle diensten' is ten slotte niets gekomen. De officiele kaartering ging in de richting van een mi- litaire kaart. Later zou de kwestie van de 1 s 10.000 kaart nog eens weer oplaai- en in de controverse tussen Majoor J.van Roon van de Topografische Dienst in Nederlandsch-Indie (voor) en prof .W.Schermerhorn (..tegen) in 1928/9. 2ia nrs 22 en 23. Toch is de kaart er gekomen als gevolg van een onderzoek door prof. J.M. Tienstra in opdracht van de toenmalige minister-President prof.W.Schermerhorn, maar op grond van geheel andere motieven dan die, waarvan sprake is in de discussie Van Roon - Schermerhorn VI.15. Het leger in I83O samengetrokken in het zuiden van ons land be- schikte toen nog niet over voor zijn doel geschikte kaarten,- zo- dat officieren van de Generale Staf, n.l. dio van de Mülitaire Verkenningen, welke dienst in 1815 is gesticht, opgedragen werd daarin te voorzien, n.l. een uitvoerige topografische kaart. In I839 was de gehele provincie Noord-Brabant en een deel van Limburg opgenomen en op de schaal van 1 s 25.000 in kaart gebracht, een schaal heel wat kleiner dan welke men vroeger voor de kaart 'bruik baar voor alle diensten' nodig had geacht. Koning Willem Ii g&f op dracht de werkzaamheden over het gehele land uit te breiden, 1842, en dat de minuten door het Topografisch Bureau l) op 1 s 50.000 1) Aan dit Bureau werd in 1806 een Lithographisch Etablissement toegevoegd. Het eerste stond van 1815-1830 onder de Commissa- ris-Generaal van Oorlog, na 1830 onder de Directeur-Generaal van Oorlog, van 1841-1848 was het ondergebracht bij de Afdeeling Genie (zie Koeman's Handleiding, blz. 83), van 1848 af was het een zelfstandig bureau onder het Linisterie van Oorlog en werd de naam veranderd in 1868 in 'Topographische Inrichting' In 1932 werd deze met de Militaire Verkenningen verenigd tot de 'Topografische Dienst'. 10 - 26

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kaartbulletin | 1966 | | pagina 29