De^zeemijl waarmee de afstanden worden bepaald is de (gemiddelde) lengte
van een boogminuut van de meridiaan, m.a.w. de zeemijl is een zestigste deel
van een breedtegraad. De kennis dat haar lengte 1852 meter bedraagt is te
danken aan de graadmetingen verricht door hen die de afmeting van de aarde
bepaalden.
De eerste die zieh met een graadmeting bezighield en daarbij een bruik-
baar resultaat bereikte was Willebrord Snellius (1580-1626) professort in de
wiskunde te Leiden, wiens naam bovendien is verbünden aan de "brekingswet"
Als lengtemaat bediende hij zieh van de Rijnlandsche roede is 3.77 m), waar
mee hij in de buurt van Leiden twee bases afmat. Zijn graadmeting voerde hij
uit tussen Alkmaar en Bergen op Zoom. Door triangulatie en ongekend omvang-
os^rnij'f0rW8rk berekende hij, dat de lengte van een graad van de meridiaan
Zö.500 Rijnlandsche roeden zou bedragen. Deze lengte was dank zij hem in een
gangbare maat uitgedrukt. Het resultaat was van het hoogste belang voor de
kartografie en voor de zeevaart. AI was de log, zoals hierboven beschreven,
in zijn tijd een bekend instrument, eerst nu kon dank zij Snellius de loglijn
nauwkeurig worden verdeeld en hield deze verdeling verband met de afmetinp;
van de aarde.
|t Snellius beschrijft de door hem verrichte graadmeting in zijn boek:
Eratosthenes Batavus, Leiden 1617". De log echter wordt door hem beschreven
in een later aan de theorie der zeevaartkuhde gewijd boek, getitelds "Tiphys
Batavus sive histiodromice de navium cursibus et re navali, Leiden 1624" (blz.
19) 1). De vertaling van de betreffende passage luidt als volgts
"En zij meten de vaart door het uitwerpen van een touw en met behulp van
een zandloper. Zij werpen een touw van bekende lengte van 100 of 200 voet
van de achtersteven in zee..... Aan het touw-einde wordt een stuk hout of een
scheepjo gebonden, dat dwars in het kielwater moet blijven drijven, opdat het
aldus - terwijl zij het touw afrollen van de rol, die met weinig mosite be-
weegbaar is - ongeveer op dezelfde plaats blijft staan. Ondertusson wordt met
de zandloper de tijd gemeten en daaruit wordt berekend hoe snel man per uur
vordert. Meer preciese schoepskapiteins herhalen dit meermalen, afhankelijk
van de windkracht om zodoende de waarheid zo dicht' mogelijk te benaderen".
Uit deze woorden blijkt duidelijk dat Snellius een bekend t'oestel en een
gebruikelijke handeling beschrijft. Opgemerkt zij dat het genoemde boek om
zijn geleerde inhoud ver lag boven het peil van de zeeman, mede door het La-
tijn, waarin het was geschreven.
De eerste vermelding van de log en het loggen in de nautische literatuur
treft men aan in een Engels, op Portugese bronnen berustend leerboekje der
stuurmanskunst geschreven door William Bourne en getiteld: "A Regiment for
the Sea, London, 1574" 2). Dit boekje heeft een grote popularitoit genoten.
Ket is tot het midden der 17de eeuw herdrukt en het is in het Hollands ver-
taaldwaarvan in 1594 en 1599 onder de titel: "De Const der Zee-vaerdt" bij
Cornelis Claesz te Amsterdam editiös versehenen.
1) Tiphys was de stuurman van het schip "Argo" (tocht van de Argonauten, be
kend uit de Griekse mythologie). Tiphys Batavus betekents de Hollandse
Tiphys of de Hollandse stuurman.
2) Het woord Regiment is overgenomon van het Portugese woord Regimento, het-
geen handleiding betekent en dat in titels van vele leerboeken voorkomt.
12 - 14