negatief met behulp van die ontwikkelde paskruisen, op de film in te passen an in de juiste positie te-belichten. De paskruisen moeten echter wel goed vrij van het werk staan en bij voork-eur aan de hoeken. Het is duidelijk dat bij deze methode de kwaliteit van het sluitwerk vrij- wel geheel afhangt van de fotograaf, evenals troüwens bij de laatste mamer. d) Onder normale verlichting kan de fotograaf het eerste negatief met een zijde aan zijn glasplaat vastplakken. Het tweede negatief legt hij precies daarop via de kruisen van de teke.naar en dit negatief plakt hij met een andere zijde aan zijn glasplaat vast. In het donker wordt zo ook de film vastgeplakt. Door nu een negatief om te klappen kan hij eerst het tweede negatief op de film belichten, vervolgens dit negatief terugklappen en het eerste omklappen en belichten. Rasternegatieven kunnen hier naar behoefte tussen geplaatst worden. Voordeel van deze werkwijze is wel dat het precieze inpassen, niet in het donker hoeft te gebeuren. Enkele voorbeelden Tot slot enkele voorbeelden van het toepassen van contacten in de karto- graf ie a) Een tekening die niet helemaal lichtdicht is en derhalve niet bruikbaar is voor het kopieren kan door de fotograaf omgecontact worden tot een diep- zwarte film. Fotografisch materiaal is irnmers ook gevoelig voor grijze tm- ten hoewel de beste resultaten natuurlijk verkregen worden met goede zwarta tekeningen. b) In het artikel Over kopieren (Kaartbulletin no 10, pag. 35) Spraken we reeds Over een als negatief gestripte peel-coat die als fotografisch nega tief gebruikt kan worden. Een en ander zal nu duidelijk zijn. Een raster an natuurlijk ook weer meebelicht worden als daaraan behoefte bestaat. c) De vele gradaties in raster die soms in kaarten gewenst zijn kan de foto graaf vaak zelf afleiden van een moederraster door dit raster enkele malen te contacten. Wanneer bijvoorbeeld een 20$ lijnraster beschikbaar is, gee het negatief hiervan een 80$ lijnraster. Door dit negatief tweemaal te be lichten en wel onder een hoek van 90 krijgt men een kruisraster van 3o/<= (2 x 20minus 20$ x 20$). Weer een afdruk hiervan geeft een puntraster van Door de belichtingstijd iets langer of korter te nemen kunnen de lijnen of punten ook iets zvaarder of lichter gemaakt worden waardoor weer een ander dekkingspercentage ontstaat Uit^-aande van twee verschillende lijnrasters zijn er zo een behoorlijk aantal dekkingspercentages mogelijk. De kartograaf kan zieh met deze we un schap soms veel werk besparen door er reeds bij het invullen van zijn ^9ur" mallen rekening mee te houdens bijvoorbeeld, kleurgroep moe wor en kleurgroep B - 40$ en C - 52$. Op de eerste mal worden de groepen A en C in- gevuldi dit wordt dan een 20$ horizontaal lijnraster. Op de tweede mal wordt groep B en ook weer C ingevuld; dit wordt op de- zelfde film belicht als een 40$ verticaal lijnraster. Het resultaat zal dan zijn dat groep C op de film met een kruisraster wordt weergegeven in de beide percentages; tezamen is dat dan 52$ (20$ 40$ minus 20/» x 40/i) d) Uit het boek "Elements of Cartography" van Arthur H.Robinson is bijgaande illustratie afkomstig die een aantal mooie voorbeelden van contacten te zien geeft. De hier volgende verklaring bij dit voorbeeld is eveneens uit het boek van Robinsons Veronderstel dat er een kaart van N.Amerika gemaakt moet worden waar ij 12 - 25

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kaartbulletin | 1967 | | pagina 29