I on op o.e eerste kaarten natuurligk nog niet lielemaal betrouwbaar
zign,maar op de huicige zeel aarten, die ine"t behulp van de oodernste mid-
delen verva,ardigd worden,is die betrouwbcaarheid hoog opgevoerd.De Hydro-
grafische Dienst heeft ce lignen vastgelegd aan het z.g. laag- laag-water-
sprmg LLW Sdit is een gemiddeld.e over een aantal garen van de
laagste ebstanden van een bepaald gebied.. Deze dieptelignen gever dus een
beeld van de waterdiepte big de allerlaagste ebstand (fig.l)
Men Han dus op deze kaarten direct zien waar men het minste water an
verwachten.Laar volgens de bestaande voorschriften 4) op de topografische
aarten dieptelignen moesten voorkonen en deze alleen te vinden waren op
de zeekaarten, werden deze lignen hiervon overgenomen en wel met hun oor-
spronkeligke diepteaanduiding van 2, 5 en 10 m. tov.gemiddeld i.L.V 2
(De lign v n 10 m. op de zeekaartwerd t.b.v. de topografische Haart ge'in-
terpoleerd naar 80 dm.
Dit gebeurde altigd van de zeei. aart, die het meest recent was.
Gntwikkeling
Door de grote activiteit vnn verschillende diensten van Rigkswater-
staat Studiedienst—Leltadienstna de tweede wereldoorlog längs de Ne
derlandse aust, ha.dden o.eze diensten meer en andere gegevens nodig dan
op de zeekaarten te vinden waren, oo ontstonden er van grote stuhken Ne-
derlandsLustgebied z.g. lodingskaarten)fig,3). Dit zign kaarten in
varierende schalen, waarop het bodemrelief t.o.v. k.A.P. met een inter—
val van 1 decimeter aangegeven is.Daar deze lodings aarten met een vro-
tere regelmaat vernieuwd worden dan de zeekaarten en bovendien nog als
voordeel hebben; dat c.e schaal veel groter is,waardoor meer en naUwkeuri -
ger informatie ver. regen wordt, is de Topografische Dienst er toe bverge—
gaan deze kaarten te gaan benutten voor de dieptelignen.
Daartoe werden aanvankeligk de gebruikeligie dieptelignen van 20, 50 en
80 dm t.o.v. gem. L.L.V/.S.op deze Haarten ge'interpoleerd en daarna over
genomen.Met de uitbreiding v \n het aantal lodings] aarten van Rijkswater-
Staat werd voor de dieptelignen op de topogr:.fische Iaarten steeds minder
gebruik gemaakt van de zeekaarten van de Hydrografische Dienst.
Dit praktische overwegingen en om tegemoet te komen aan de meerdere
malen geuite wens om de dieptelignen meer topografisch 5) voor te stellen
is in 1966 big de Topografische Dienst besloten om van het referentievlak
LoLo W oSo af "te stappen en de dieptelijnen 'toO.v.he't NAPop de Topo-^ra-
fische 1aart aan te brengen.
Uitvoering,(fig.4)
0p de kaarten op de schalen 1.25000 en 1:50000 komen nu dieptelignen
voor van 2 -5, -10, -20m, enz.t.o.v. het N.a.I.;dus met een interval
van 5 meter. 6), 7).Eiervan worden de lignen van. -5, -15, -25m, enz.
voorgesteld door een vol blauw contour van 0,1 mm breedte en de lignen
van-10, -20, -50m, enz. door een vol blauw contour van 0,2 mm breedte.
4) Handleiding ten Dienste van de Officieren der Militaire Verkenningen.
s-Gravenhage febr. 1910
d) .\artogr fie Ho 5. Jaargang 1959« Ie dieptelignen op de topografische
n kaart op schaal 1:100 000 c oor J.Schokl enkamp.
b) Verslag van de werkzaamheden van de Topografische Dienst over 1966.
7) Interne voorschriften big de Topografische Dienst t.b.v.de kartering.
16 - 10