vakHet beperlcte zieh tot de Maas, de Rijn, de Lek, de Nieüwe
Maas tot Brielle, de Waal, de Merwede, de Noord, de Oude Maas,
de Dordtsche Kil, de Killen in het Bergsche Veld, de Hollandsche
IJssel en de IJssel. (2).
In de tijd ver vöör de stichting van de tegenwoordige Meet-
kundige Dienst en voor de eerste wereldoorlog waren het de ingenieurs
van de Rijkswaterstaatdie o.a. "voor het gebied aan de rivierzijde
van de bandijken" de metingen verrichtten, raet als resultaat "een
uiterst gedetailleerde kaart van hoge kwaliteit", ook wat betreft de
graveer- en druktechniekEen vast corps ambtenaren bij de Algemene
Dienst (van de Rijkswaterstaatvormde de ruggegraat van de organisatie,
die zowel de rivierkaart als de waterstaatskaartals ook de water-
passing voor haar rekening nam". (3).
Als meetkundige grondslag van de eerste rivierkaart diende de
driehoeksmeting van Krayenhofi en voor het gedeelte Boven-Maas,
waarover de genoemde driehoeksmeting zieh niet uitstrekte, die van
Tranchot (4)
De opmetingen op de schaal van 1: 5 000 en de berekeningen van de
rechthoekige coördinaten van de driehoekspunten in de "veranderde
konische of gewijzigde projectie van Flamsteed" (5) ten opzichte
van het door Krayenhoff aangenomen centrale punt, (het snijpunt van
de afbeelding van de meridiaan over de Westertoren van Amsterdam
en de lijn loodrecht daarop, op 51 30' breedte, gelegen in de
buurt van Chaam ten zuidoosten van Breda) werden verricht door de
ingenieurs van de Algemene Dienst van de Rijkswaterstaat onder
leiding van Ir. B.H. Goudriaan en na diens overlijden in 1843,
onder leiding van L.J.A. van der Kun en waren in 1860 voltopid.
De minuutbladen, op de schaal 1: 5 000 geconstrueerd, werden
op schaal 110 000 op steen gegraveerd en gereprodueeerd bij het
toenmalige Topografisch Bureau van het Departement van Oorlog.
Het af te beeiden riviervak is zoveel mogelijk in het midden van
het kaartblad geplaatst, het noorden boven.
De metingen bleven in hoofdzaak beperkt tot de aan beide zijden
van de rivier lopende bandijken met de uiterwaarden en de oever-
lijnen, voorgesteld bij middelbare rivierstand(6)Men zie b.v.
de reproduetie van het kaartfragment uit het jaar 1850, tegenover
bTz. 100 in "Meetkundige Dienst van de Ri jkswaterstaat1.' Publicatie
ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan, 16 Oktober 1956. Leiden
1956.
Het overig deel van het terrein werd door verkleining van de
kadastrale plans overgenomen. Het binnendijks gelegen land werd
meestal tot aan het kader van het kaartblad getekend. Daardoor en
door het toepassen van verscheiden Signaturen voor het gebruik
van de bodem en door de slechts schaarse gegevens omtrent de
rivier zelf en haar oevers heeft de kaart meer van een topografische
kaart als van een bijzondere rivierkaart. De bladen bezitten
geen hoogtegetallen (7), ook zijn in de rivier geen dieptelijnen
getekend. De rivier is wit gelaten; kolken hebben een filering.
Op onderlinge afstand van 1 000 m zijn in de rivier met stippel-
lijnen z.g. raailijnen (8) getekend. Deze zijn doorgaand met
Romeinse gefallen genummerd en loodrecht op de as van de rivier
getrokken gedacht. In ieder van deze raailijnen of in de nabij-
17 - 22