Door de steeds verdergaande specialisatie doen de meesten van ons dag in dag
uit vrijwel precies hetzelfde werk: uitsluitend graveren, uitsluitend beschriften,
enz. De opieidingof liever vorming heeft in het bedrijf zelf plaats gevonden
en was dermate gericht op dat ene stukje kartografie dat voortaan gedaan zal
moeten worden, dat de rest van de kartografie onbekend, dus onbemind is ge-
bleven
De specialist wordt door zijn ver doorgevoerde specialisatie (lees: routine)
steeds waardevoller voor het bedrijf waar hij werkt enzietzijn kansen om ge-
varieerder werk te krijgen mede daardoor verminderen. De Sectie kan hem over
zijn gespecialiseerde arbeid niets meer leren, zou hem alleen maar tijd en geld
kosten en wat anderen uitvoeren kan hem niet schelen. Zodra zijn dagtaak is be-
eindigd en het voor hem belangrijkste deel van het leven begint, is het laatste
waar hij aan wil denken of mee bezig zijn: kartografie. Tenzij om iets bij te ver
dienen, maar daar heeft hij de Sectie niet voor nodig
Verder is de Sectie geen vakbond, dus om zijn sociale positie te handhaven
of te verbeteren hoeft hij geen lid te zijn. Dit zijn allemaal geen verwijten, de
man handelt volkomen terecht en is vermoedelijk een goed vakman die knap werk
aflevert. De veelgehoorde kreet is dan ook: - ik doe m'n werk toch goed, dus
wat zou ik me verder druk maken! -
De kartografische koek is in een wat groter bedrijf al gauw in kleine stukjes
gesneden en opgedeeld aan een flink aantal specialistendie aan het overgrote
deel van de koek niet mögen knabbelen en er daardoor iedere belangstelling voor
hebben verloren. Bovendien draagt hun chef en niet zijzelf de verantwoording
voor het hun overgebleven stukje koek. En die chef zijn chef draagt weer zij n
verantwoordingenz
We mögen veronderstellen dat het vooral deze mensen zijn voor wie de
Kartografische Sectie niet hoeft. Voor het grootste deel zijn het diegenen die het
creatieve bezig zijn in hun werk missen en hun leven terecht hebben gericht op
de vrije tijd -
Wanneer we naar de oorzaken zoeken van deze onbevredigende situatie, dan
zouden we die kunnen vinden in het patriarchale organisatiesysteem van de be-
drijven en instellingen: van boven af draagt ieder de verantwoordelijkheid voor
zijn mindere, waardoor wezenlijke verantwoordelijkheid door deze voortdurende
verschuivingen ontbreekt. Wil het individu nog enig plezier in zijn arbeid vin
den, dan zal deze verticale, bureaucratische structuur moeten plaats maken
voor een horizontale organisatie-opbouw. Een tekenaar moet niet via-via te hören
krijgen wat hij moet doen, maar hij moet rechtstreeks bij de opdracht worden be-
trokken, zodat hij eventueel zijn suggesties en zijn op- en aanmerkingen naar
voren kan brengen, waardoor hij het gevoel krijgt dat er naar hem als vakman
wordt geluisterd en dat hij een eigen inbreng heeft. Waar we naar toe moeten is
dat een tekenaar op zijn speciale gebied volkomen de gelijke is aan zijn hoofd
van dienst of zijn directeur.
De onderdanige en kruiperige houding die de meeste chefs en hoofden van dienst
nog maar al te vaak ten opzichte van hun "meerdere" aannemen, belemmeren een
goed en gezond functioneren van een bedrijf.
Op onze universiteiten is het zonodig nog erger, de professor is er op een
enorm voetstuk terechtgekomenwaardoor normaal inter-menselijk kontakt zeer
wordt bemoeilijkt. Ook hij is een specialist en kan, evenals alle andere aca-
demici, buiten zijn speciale vakgebied geen gezag ontlenen aan zijn titel. Het
zou maar het beste zijn om die hele titulatuur als uit de tijd over boord te gooien,
we hebben er alleen maar last van. Het is hier niet de plaats om de verouderde
toestanden op de universiteiten aan de kaak te stellen, het is voldoende te sig
naleren dat het aureool ook buiten de universiteit doorwerkt, waardoor we steeds
wat moeite hebben met: een professor.
18 - 15