een zware massa, die door de hoge druk taai-vloeibaar isOp deze taai-vloeibare gesteente-
massa (magma) blijft het lichtere materiaal van de aardkorst "drijven"
In de eigenlijke KERN van de aarde vermoedt men een massa witgloeiend ijzer en nikkel. Kern en
mantel vormen tezamen de z.g. barysfeer; de vaste aardkorst of steenschaal wordt ook wel litho-
sfeer genoemd.
Vergelijkt men de dikte van de korst (40 km) met de totale straal van de aarde (6400 km) dan blijkt
de vaste korst slechts een zeer dünne huid van een enorme vuurbol te zijn. De hoogste bergen en
diepste zeetroggen zijn niet meer dan kleine plooien in deze huid. Het is in dit licht zeer be-
grijpelijk dat door vormveranderingen in de gloeiende bol (als resultaat van astronomische en geo-
fysische oorzaken) belangrijke aardkorstbewegingen kunnen optreden. Deze bewegingen, welke
voor het oog nauwelijks zichtbaar zijn, zijn van beslissende betekenis voor de veranderingen van
het aardoppervlak: het gelaat der aarde.
Buiten de aardkorst ligt de dampkring of atmosfeer. Deze deelsfeer, die de aarde als een door-
lopende schil omgeeft, is de zetel van een groot aantal krachten en processen, welke van buitenaf
op het aardoppervlak inwerken. Het scheidingsvlak tussen atmosfeer en lithosfeer wordt gevormd
door de (niet-continuesfeer van het water. Tot deze z.g. hydrosfeer worden de oceanen, rivieren,
meren en het grondwater gerekend
Tenslotte onderscheiden we nog de biosfeer, de sfeer van het leven op aarde. Voor de vormverande-
ring van het aardoppervlak is ook deze sfeer, die heengrijpt over dampkring, water en gesteente,
van grote betekenis
Samenstelling en bouw van de steenschaal
Het effect van de krachten en Processen, die op het aardoppervlak inwerken, is voor een belangrijk
deel afhankelijk van de weerstandskracht van het gesteente en van de uiterlijke vorm, waarin het
gesteente voorkomt. De samenstelling van het gesteente en de structuur van de aardkorst zijn
daarom belangrijke uitgangspunten bij het fysisch-geografisch onderzoek.
De vaste gesteenten van de aardkorst worden naar hun ontstaanswijze in drie hoofdgroepen onder-
verdeeld: (1) stollingsgesteenten, ontstaan door afkoeling en uitkristalliseren van vloeibaar magma
(2) afzettingsgesteenten, ontstaan door bezinking uit de lucht of in het water; (3) metamorfe ge
steenten, ontstaan door latere veranderingen onder verhoogde druk en temperatuur uit ädn van de
voorgaande groepen.
Stollingsgesteenten treft men aan op plaatsen waar vloeibaar materiaal uit het inwendige van de
aarde de aardkorst binnendringt. Dit geschiedt in de vorm van grote massa's welke diep onder het
oppervlak zeer langzaam tot afkoeling komen (batholieten) Met dit binnendringen van magma gaat
meestal een opheffing van de daarboven liggende aardlagen gepaard; deze opheffing leidt tot een
verhoogde inwerking van krachten uit de dampkring (weer en wind) en uit de hydrosfeer, waardoor
tenslotte het onderliggende stollingsgesteente aan het oppervlak komt. Vaak bestaan de kern-
gebieden van grote gebergten (Alpen, PyreneeSn) uit deze vorm van stollingsgesteenten, welke
door hun ontstaan in de diepte z.g. dieptegesteenten genoemd worden. De belangrijkste vertegen-
woordiger uit deze groep is het bekende graniet. In andere gevallen kan het vloeibare magma veel
hoger doordringen en' tussen aardlagen in de vorm van z.g. ganggesteenten uitkristalliseren. Ook
kan magma via vulkanen aan het aardoppervlak uitvloeien en Stollen. Bazalt is een aldus gevormd
uitvloeiingsgesteente
Afzettingsgesteenten of sedimentsgesteenten ontstaan door bezinking of neerslag van de afbraak-
produkten van oudere gesteenten. De vorming van Sedimenten vindt altijd plaats bij normale
KB 2 0
11