afstand van 445 cm dit komt neer op bijna 10 cm per dag, en,indien geen andere faktoren de gang
van zaken zouden verstoren, bijna 36,5 m per jaar. Uiteraard houdt dit niet in, dat de gehele priel
zieh over die afstand heeft verplaatst, daar de volgende buitenbocht zieh in diezelfde tijd in een
andere richting zal hebben verplaatst enz
Ten gevolge van de samenwerking van alle genoemde faktoren veranderen de zandplaten, getij-
geulen, eilanden, wantijen en zeegaten in de loop der eeuwen niet alleen van vorm maar ook van
plaats. De in die veranderingen duidelijk zichtbare grote lijn is, dat door de verenigde werking van
vooral de vloedstroom, welke längs de Noordzeekust vanuit het noordwesten de zeegaten achter-
eenvolgens binnendringt, en de noordwestenwind, welke hier de heersende isalle onderdelen van
het waddengebied met inbegrip van de eilanden uiteindelijk in oostelijke richting wandelen.
Zowel van Ameland, van Schiermonnikoog als van Rottum is het algemeen bekend, dat zij aan de
westzijde afslaan en aan de oostzijde aangroeien. De afslag aan de westpunt van Ameland kan
worden geschat aan de hand van het feit, dat de westkaap, welke in 1830 meer dan 2 km. van de
diepwaterlijn was gelegen, in juli 1943 moest worden afgebroken, omdat die dreigde op het Strand
te störten. Dit komt neer op een afslag van ongeveer 1,5 tot 2 km. per eeuw. Toen de duinen in de
omtrek van de plaats waar de kaap had gestaan, afsloegen, kwamen aan de voet daarvan geleidelijk
ruim 200 waterputjes te voorschijn van het in de 15de eeuw door het in oostelijke richting waaiende
duinzand overstoven dorpje Sier. Van die putjes waren sommige uit kleizoden opgebouwd, andere
uit plaggen en nog weer andere uit op elkander gestapelde eiken tonnetjes. AI die putjes zijn nu al
lang weer verdwenen in het met een snelheid van ongeveer 20 meter per jaar naar het oosten op-
dringende Borndiep, ook wel Amelander Gat genoemd. Nadat de Rijkswaterstaat in de jaren 1947 tot
1949 op de zuidwestpunt een viertal tot de duinvoet doorgetrokken, naar zee breder wordende hoofden
van basaltsteen en met basaltsteen verzwaarde zinkstukken had aangelegd, kwam de aanval van de
zee hier tijdelijk tot staan.
Dat Ameland aan de oostpunt aangroeit, blijkt bijv. uit het feit dat de Horn, welke zieh nu onge
veer 4,5 km. ten oosten van de duinen van het Oerd uitstrekt, nog maar 1,5 km. meet op een in het
algemeen rijksarchief te 's-Gravenhage aanwezige, overigens zeer nauwkeurige 17de eeuwse schets-
kaart. Deze aangroeiing komt neer op ongeveer 1 km. per eeuw. Hierbij moet men bedenken, dat dit
een minimum isdaar de duinen van het Oerd in die drie eeuwen ook wel over enige afstand naar het
oosten zullen zijn overgestoven
Dat ook het op ongeveer 2/3 van de westpunt van het eiland afgelegen wantij van Ameland oost-
waarts opschuift, kan worden afgeleid uit het feit dat de pier van Holwerd, welke een restant is
van de in de jaren 1871 tot 1878 over het toenmalige wantij gelegde dam van de Friese kust naar
Ameland, nu ongeveer 2 km. ten westen van het wantij ligt. (Zie afbeelding 1, overzichtskaart)
Over de afslag van Schiermonnikoog klaagde reeds C. Kempius in 1588 In de 17de eeuw blijkt
niet van afslag. Volgens een kaart uit die tijd, welke in het rijksarchief te Groningen berust, lag
een uit een kerk, een molen en 14 verspreid liggende huizen bestaand dorp tussen de Wester-
duinen en de Oosterduinen in. Twee bakens stonden in het verlengde van de toenmalige hoofdgeul
van de Schulbalg. De westpunt van het eiland heette de Schulhorne. In de eerste helft van de 18de
eeuw ging de afslag weer hard. In 1715 werd in verband met het in oostelijke richting overstuiven
1) L.M.J.U. van Straaten, Environment of formation and facies of the wadden sea Sediments,
Tijdschrift K.N.A.G.tweede reeks, deel LXVII, (1950), blz360.
2)C. Kempius, De origine, situ, qualitate et quantitate Frisiae, et rebus a Frisiis olim praeclare
gestis, libri tres, (1588), boek 2bl. 116.
KB 21
19