Deze werkingen van het weer, de vegetatie en het water worden samengevat onder de term mechanische
verwering. Hiernaast onderscheidt men de chemische verwering, welke zieh b.v. uit in de aantasting van
het gesteente door zuren in het grondwater en in de oplossing van kalksteen door koolzuurhoudend regenwa-
ter. Deze verweringsprocessen hebben tot gevolg dat het terrein wordt bedekt met een laag verweringsma-
teriaal, die als een min of i er continue bedekking op de harde, nog niet aangetaste ondergrond ligt.
Een verdergaande verwering van de bovenste laag van deze bedekking kan mede door de invloed van de ve
getatie tot de vorming van bodems leiden. Het onderzoek van deze bodems heeft zieh binnen het kader van
de landbouwwetenschappen tot een zelfstandige wetenschap, de bodemkunde, ontwikkeld. Dit is niet ver-
wonderlijk indien men bedenkt dat de chemische samenstelling, de fysische eigenschappen, de korrelgroot-
te en struetuur, de waterhuishouding en andere aspecten belangrijke consekwenties hebben voor de vrucht-
baarheid van de bodem en daardoor voor de agrarische mogelijkheden van een bepaalde Streek. De bestude-
ring van de bodem geeft echter tevens belangrijke aanwijzingen voor de omstandigheden (droog of vochtig,
warm of koud) waaronder de verweringsprocessen in het verleden optraden en levert daardoor een onmis-
bare bijdrage aan het geomorfologisch onderzoek.
Voor de vorming van het relief is het van grote betekenis dat het verweerde gesteente wordt verplaatst en
opgeruimd. De natuur biedt daartoe enkele unieke transportmogelijkheden, die alle min of meer wortelen
in de werking van de zwaartekracht.
De zwaartekracht kan ook direct, zonder tussenschakel, werkzaam zijn. Los materiaal kan op een voldoen-
de steile helling in beweging komen en zieh aan de voet van de helling in de vorm van een z.g. puinhelling
ophopen. Verder kunnen we op hellingen waarnemen dat afstromend regenwater kleine deeltjes los maakt
en meevoert. Wanneer het regenwater zieh verzameld tot geulen en beken, dan neemt de mogelijkheid tot
transport sterk toe, zodat steeds grotere blokken en keien getransporteerd worden. Een bijkomende factor
is het feit dat door het transport van materiaal door het stromende water een eroderende werking van grote
betekenis kan worden uitgeoefend. De afbraak door beken en rivieren uit zieh op kleine schaal in de uitschu-
ring van kolkgaten en op grote schaal in de vorming van dalen.
Vele vormen van transport op of längs hellingen kunnen beschouwd worden als een overgangsfase tussen de
werking van de zwaartekracht alleen en de afspoelende werking van regenwater. Op vele plaatsen waar het
hellingpuin ogenschijnlijk in rust verkeert, b.v. op vlakke en dichtbegroeide hellingen, treedt het z.g.
kruipen van het materiaal op (eng. creep)Deze verplaatsing van hellingpuin kan worden geconstateerd aan
de ombuiging van verweerde lagen of aan de kromming aan de voet van bomen. Jonge bomen, die van nature
verticaal omhoog groeien, worden door de kruipende bovenlaag scheefgeduwd (zie afb. 2).
Indien de verweringslaag met vocht doordrenkt raakt, vermindert de interne wrijving van het materiaal
en kunnen na een heftige regenbui of op een gladde onderlaag andere vormen van materiaal verplaatsing
optreden zoals solifluetie (lett. bodemvloeiing) en puinafglijdingen.
In extreme gevallen ontstaan wäre modderstromen, die in de Alpen onder de naam murgang bekend staan
en gevreesd worden. Ook de z.g. bergstortingen behoren tot deze categorie.
Naast de zwaartekracht en het water kan ook strömend ijs in de vorm van landijs of gletschers materiaal
meevoeren. Losse stenen worden uit de ondergrond opgenomen en verplaatst doordat ze vastvriezen in het
gletscher-ijs; neervallend materiaal van de dalhellingen wordt op de rüg van de gletscher getransporteerd.
Door het opnemen van materiaal aan de onderzijde verkrijgt het bewegende ijs tevens een uitschurende
werking, welke zieh manifesteert in de typische trogvormige Alpendalen en Noorse fjorden.
Tenslotte kan gewezen worden op de werking van de wind. De transporterende werking is voor niemand
onbekend, die op winderige dagen in de duinen of op een open bouwterrein vertoeft. De eroderende werking
KB 22
17