plaats vinden in Wiesbaden in 1971, het 14de in Washington in 1974. Het Sonderheft begint met een uitvoerige geschiedenis van het FIG en haar verwante genootschappen en verenigingen op internationaal niveau, blz. 5-25. Vreemd, dat in het verslag over de werkzaamheden van dit congres in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde 85, 1969. 2 blz. 124-145 omtrent de bovengenoemde commissie X, welke blijkbaar toen tijdens het congres gevormd werd, niets vermeld is. Vijf van de elf voordrachten in deze commissie be- handelde Problemen uit de zeekartografie. Een der sprekers was een Nederlander. Zie in K N A G Geogr. Tijds. N.R III (Meded. Kart. Sectie no. 46) 1969. blz. 393-402, W. Langeraar, Naar een Inter nationale Hydrografische kaart. In het Leerboek der Landmeetkunde 1964, door W. Schermerhorn en H. J. van Steenis beperken de schrijvers zieh in Hoofstuk XXVI Hydrografische metingen wat kaartering betreff, tot kanaal- rivier- en zeepeilingen, de laatste op blz. 522/523 en tot stroom.snelheidsmetin.gen. 8) Uitvoerig behandeld in Hydrografisch opnemen. 3de druk 's-Gravenhage 1952, 693 blz. met vele afbeel- dingen en figuren; in lit.no. 10, 1960 blz. 191-202 enlit.no. 11, 1967 blz. 177-205. Men zie ook Delta werken no. 35, 1966 blz. 228 e.v. 9) Op de bladen van de Topografische Kaart 1 25.000 en 1 50, 000 worden sedert 1966 de dieptelijnen om de 5 m ten opzichte van het N. A.P. getekend. Zie ook Kaartbulletin no. 16, 1968 blz. 9-11- A Ras Ver- meuwde dieptelijnen op de Topografische Kaart. 10)Meridianen ter lengte tot 50 zeemijlen 1852 m) wijken niet merkbaar af van een rechte lijn Parallellen kunnen worden voorgesteld door een gebroken lijn waarvan de knikpunten op onderlinge afstanden van 2'ä 10 lengteverschil, afhankelijk van de kaartschaal, berekend zijn. 11)Zie noot 9; wanneer op onze topografische kaarten 1 25.000 en 1 50.000 twee of drie dieptelijnen el- kaar zo dicht naderen, dat ze als het wäre samenvallen, wordt alleen de lijn, welke de grootste diepte aangeeft, getekend. (kaartbulletin no. 16, april 1968, blz. 11). 12)In literatuurnummer 17, blz. 828 staat Hildburghaubel, wat vermoedelijk een zetfout is. In Hildburghau sen en in andere plaatsen van het Thuringerwoud o.a. Schnepfenthal bij Gotha werden toentertijd (kaart) graveerkunst (in koper en staal) en andere ambachten als huisvlijt beoefend. De 'Atlas zum Hausgebrauch für die gesammte Erdbeschreibung. In 116 Karten gezeichnet von Hauptmann Radefeld und Prem. Lieut. Renner' werd 'In Stahl gestochen für den Verlag des Bibliographischen Instituts'. Onder enkele van de kaarten Staat te lezen: ^Stahlstich (Direction v. Kleinknecht) aus der Schweinfurter Geographisch-Gravier- anstalt des Bibliographischen Instituts zu Hildburghausen, Amsterdam und New York. De atlas dateert uit de jaren 1835-1841. C. Ritter, Sechs Karten von Europa mit erklärendem Text. Schnepfenthal 1804-1806 (later nog eens in 1813 6n 1830) 'Gestochen von C. Metzeroth' vinden we o. a. op de kaarten in 'Stielers Hand-Atlas Uber alle Theile der Erde und über das Weltgebäude. Vollständige Ausgabe 1845. (de kaarten dragen verschillende jaren wat betreft de laatste herziening) Gotha bei Justus Perthes'. Het is een van de weinige atlassen, waarvan de kaarten niet gevouwen samengebonden zijn. Het formaat van de bladspiegel is 44, 8 x 36, 5 cm. AANVULLINGEN EN VERBETERINGEN 'DE NEDERLANDSE ZEEKAART (I)' IN KAARTBULLETIN 21, 1969 blz. 8/9 onderste regel "Deze gefallennaarboven kijkt" vervangen door: Wat de stand van deze ge- tallen aangaat volgt men de regel, dat men ze zoveel mogelijk rechtopstaand leest, Indien men de kaart voor zieh heeft liggen met noord boven. 9 midden, (zie aantekening (3) schrappen. 9 op de laatste alinea van V.5.d. ad 1 laten volgen: De hydrografische bureaux van de omliggende landen zijn gezamenlijk bezig de Noordzee geheel opnieuw op te nemen. (zie G.D. Raasveldt Het aandeel van de Hydrografische Dienst der Koninklijke Marine in de kaartering van de Noordzee.) In: K.N.A.G., G.T. II 1969. (Kartografie Meded. no. 42) blz. 445-447, met eenkaartje. 12 (2)a, tweede alinea: 19 veranderen in 18. 14 (3) invoegen na eerste alinea: De zeeman is in de gelegenheid het gehele veld van de zeven zeebn te bevaren. Het oceanografisch onderzoek werd tot in het begin van deze eeuw verricht door instan tes, permanente en tijdelijke, elk met eigen doelstelling, inzicht en traditie. Van samenwerking was er in de begintijd van het zeeonderzoek geen sprake. Een eerste poging daartoe is uitgegaan van de Amenkaanse zeeofficier M.F. Maury (1806-1873), grondlegger van de maritieme meteoro- logie, schrijver van The physical Geography of the Sea,London 1850. Hij behandelt daarin de sa menhang tussen zeestromingen en overheersende windrichtingen. In 1853 werd in Brüssel een in ternationale conferentie gehouden (zestien marinestaten)Er werd besloten een gemeenschappelijk plan op te stellen voor het waarnemen van wind en stroom op zee. Hiervan is niets gekomen. Vo gens een mededeling van het K.N.M.I. bevinden zieh daar uit die tijd enkele journalen bijgehou- den aan boord van Hr. Mr. Fregat 'Prins van Oranje' in de jaren 1848/1850 (Kapt. ter zee I F D Bouricius) en in 1853/1854 (Kapt. ter zee J.W. Stoll). 26 KB 22

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kaartbulletin | 1970 | | pagina 28