CITAAT
Voor het overbruggen van de kloof tussen oorspronkelijke kartografie (hiervöör verklaard) en atlas-
kartografie is in de eerste plaats een pragmatische instelling nodig, want de produktie van atlassen vindt
grotendeels haar oorsprong in overwegingen van materible en functionele aard. De kloof tussen oorspron
kelijke kartografie en atlaskartografie is wijd. De inwoners aan weerszljden van de kloof kennen elkaar
vaak niet, hoewel zij zichzelve allen kartografen noemen, Sociologisch geanalyseerd blijken ze tot ver-
schillende categorieSn te behoren. Er is onderscheid in materiöle levensomstandigheden en hun culturele
bagage toont interessante verschillen.
Ondanks deze verschillen blijken de inwoners van de landen aan weerszijden van de kloof zieh in gelijke
mate te identificeren met hun voorvaderen uit het kartografengeslacht. Dit is een zeer bijzonder gemeen-
schappelijk kenmerk. En ook een zeer belangrijk sociologisch verschijnsel want het levert ons het bewijs
dat de culturele geschiedenis van de volken aan weerszijden van de kloof in het verleden niet door grote
verschillen gekenmerkt geweest is.
Of met andere woorden gezegd, zonder figuurlijke taal te gebruiken, de geschiedenis van de oorspronke
lijke kartografie en van de atlaskartografie behoren beide tot de geschiedenis van de technische wetenschap-
pen. Ongeveer honderdvijftig jaar geleden is er tengevolge van de specialisering en van de veranderingen
in de maatschappelijke struktuur van onze westerse samenleving, een verwijdering en een vervreemding
ontstaan tussen de beoefenaren van de oorspronkelijke kartografie (geödeten, landmeters) en de beoefena-
ren van de atlaskartografie (tekenaars, redakteuren, uitgevers). Tot de bewoners van de ene kant van de
kloof behoren thans de landmeters en kartografen van onze topografische diensten, kadasterbureaux, mi-
nistriöle bureaux, enz. Tot de bewoners van de andere kant rekenen wij de staf van de tekenbureaux van
de uitgevers van atlassen, meestal privaatondernemingen. Aan de ene kant dus de ambtelijke, aan de ande
re kant de kommerciSle beroepsetiek. Hoewel er vanaf de oudste tijden waaruit ons de beroepsactiviteit
van landmeters en kaarttekenaars bekend is (in Europa sedert de 13e eeuw) een verschil bestaan heeft
tussen de funktie van landmeter (landmeter-schatter) en cosmograaf (voorloper van onze geograaf) was er
vöör 150 jaar een beter kontakt tussen de beoefenaren van de kommerciöle kartografie en van de ambtelijke
kartografie dan thans het geval is. Waarschijnlijk omdat vöör de institutionalisering van het beroep van de
"quantity surveyor" in beide kategorieSn het vrije beroep de overhand had.
Het pragmatische karakter waarop hiervöör gewezen werd is een algemeen aanvaard aspekt in de karto
grafie. We vinden aan öön kant van de kloof uitgesproken realisten die de kaart als funetioneel Objekt zien
en die hun produktie van kaarten afstemmen op een zo groot mogelijke groep van gebruikers. Aan de andere
kant van de kloof bevinden zieh de consentieuze kartografen die in de eerste plaats de meetkundige betrouw-
baarheid van de kaart op het oog hebben omdat daarmee de functionaliteit vanuit technisch-maatschappelijk
standpunt gezien, het best gediend is. Aan de ene kant dus de kwantiteit als prioriteit, aan de andere kant
de kwaliteit
Prof. Dr. Ir. C. Koeman in "Kwalitatieve en kwantitatieve aspekten van de Atlaskartografie in de
Nederlanden (1570-1880)".)
28
KB 22