AANTEKENINGEN (6) Het principe van de windroos was al bij de Grieken bekend. De het noorden aangevende lijn van de roos droeg aanvankelijk een pijlspits of speer of T transmontana van over de bergen, gezien van uit het Middel- landse Zeegebied). Omstreeks 1492 ziet men de noordlijn aangegeven door de thans nog in gebruik zijnde lelie (fleur de Iis of lys) eigenlijk de bloem van de gele Iis (zie b.v. in 'De Wereld op papier' de reproductie van de kaart van Holland van Willem Jansz. (Blaeu) 1608, waarop in de Zuiderzee een windroos is getekend met de verdeling in 32 hemelstreken met de daarbij behorende namen voluit; of in 'Löf der Zeevaart' het kaartje genummerd 61, de zeekust tussen Plymouth en Portlandt, van Lucas Jansz. Waghenaer, tekst blz. 31. Ook vindt men een tekening van de 32 hemelstreken in: H. Blink en W.E. Boerman, Wis- en Natuurkundige Aard- rijkskunde. Zevende geheel herziene druk. Groningen-Batavia 1939. blz. 19) (7) Het middenstandsvlak is het gemiddelde van de waterstanden verkregen uit een lange reeks waarnemingen met gelijke (körte) tijdsintervallen, b.v. iedere drie uur genomen. Dit vlak komt nabij de kust practisch over- een met het vlak van het N. A. P.het is gekozen omdat berg- en heuveltoppen van bekende - op de zeekaart vermelde - hoogte bij de navigatie soms gebruikt worden om een afstand tot die top te kunnen berekenen uit een met de sextant gemeten hoogte daarvan; de afwijking van de waterstand t.o.v. dat vlak op het tijdstip van die hoogtemeting heeft zodoende de kleinste invloed op de te berekenen afstand. De hoogten vermeld bij be- groeide bergtoppen gelden voor de toppen van de bomen. Het is dus mogelijk, dat op de zeekaarten het hoogte- getal bij een bergtop niet klopt met wat uit hoogtelijnen is af te leiden. (8) Een gegeven op onze zeekaarten, dat nog een nadere verklaring behoeft, is het bij verscheiden plaatsen in uren en minuten geschreven gern iddeld havengetalHieronder verstaat men het gemiddelde tijdsver- schil tussen het moment, dat de maan door de meridiaan gaat, dus in het zuiden staat, en het hierop volgende hoge water (L.W. alleen indien speciaal vermeld). Verder is bij de haven aangegeven de ligging van het reductievlak ten opzichte van het N.A.P. en ten opzichte van het middenstandsvlak en tevens de rijzing boven het reductievlak bij dood- en springtij. Met behulp van deze gegevens kan men ruwweg een schatting van het getijverloop opmaken in verband met veilig binnenvaren. Nauwkeuriger werkt men met behulp van getijtafels, voor Nederland bewerkt bij de Directie Waterhuis- houding en Waterbeweging van de Rijkswaterstaat en uitgegeven op last van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, waarin men uitvoerige vooruit berekende gegevens over de tijden en hoogten van eb en vloed in de Nederlandse havens vindt. De tafels verschijnen op een dusdanig tijdstip, dat ze benut kunnen worden bij het ontwerpen van in de toekomst te verrichten werkzaamheden; in het bijzonder bij de Deltawerken. Een bezwaar voor de zeeman blijft, dat de tafels geheel op het N.A.P. zijn ingesteld. De hoogte van het getij, het verschil tussen eb en vloed is op de open zee gering, een half 66n meter. Onder invloed van de aardrotatie ondergaat de vloedgolf een afwijking, waardoor op het noordelijk halfrond de hoog- ste getijden rechts, dus op de oostkust (westkust van het vasteland), op het zuidelijk halfrond links, dus aan de westkust (oostkust van het vasteland) voorkomen. Het duidelijkst komt dat verschijnsel bij springtij aan de dag in nauw toelopende zeestraten als het Kanaal: 2 3 m bij Wight tegenover 5 6 m bij Cherbourg, en in baaien, b.v. in het Kanaal van Bristol 10 11 m, de baai van de Mont St-Michel 11 12 m; het oostelijk deel van de straat van Magallanes 11 13 m. In de binnen- zeeen is het getij laag: in de Oostzee enkele cm, in de Middellandse zee 20 tot 40 cm. Aan de Zeeuws-Zuid- hollandse kust is het gemiddeld getijverschil ruim l| meter, afnemend van de Westerschelde tot Hoek van Holland; daarna neemt het weer toe. VOETNOTEN 13) Het eerste, wekelijkse 'Bericht aan Zeevarenden' werd op 25 September 1875 uitgegeven. Tot 01-01-1892 verscheen het 'Bericht' met een wekelijks interval. In het tijdvak 01 - 01- 1892 tot 01-01-1967 werd het vrijwel dagelijks uitgegeven met körte onderbrekingen: van 10 mei 1940 tot 23 augustus 1940 en van 31 augustus 1944 tot 30 november 1945. In het E. heeft een dergelijke uitgave Notice to Mariners, in het Fr. Avis aux navigateurs, in het D. Nachrichten für Seefahrer. 14) In die tijd bekortte men vaak woorden door het aanbrengen van tekens: vä van, caerte caerten, en ende. 15) Zie: Openbaar Kunstbezit, jaargang 12, 1966: Cornelis Anthonisz (Theunissen) 1500-1553, plaat 6, De BraspenningsmaaltijdRijksmuseum Amsterdam. Uit de bijbehorende tekst:ziet u helemaal links een tegen de muur geplakt briefje met het jaartal 1533 en de hoofdletters C en T met daartussen een An- thonisklokjede signatuur van de Amsterdamse schilder en graveurvlak onder zijn initialen heeft hij zieh zelf afgebeeld met de tekenstift in de hand(E R. M. Taverne). 16) (A.) aanwezig in het Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum. Dit is gesticht in 1922; op het ogen- blik (1969) is het nog ondergebracht in het pand Cornelis Schuytstraat 57, Amsterdam. Het zal verplaatst worden naar 's Lands Zeemagazijn op het Kattenburg en heten: Rijks Maritiem Museum. 17) Men leze de kritische beschouwing over de Nederlandse zeekaarten en -atlassen door C. Koeman in Kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de Atlaskartografie in de Nederlanden (1570-1880). In Mede- delingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Künsten van Belgie. Klasse 16 KB 23

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kaartbulletin | 1970 | | pagina 34