DE KARTOGRAFENDAG TE WAGENINGEN rugdenken aan de talloze vergaderingen tijdens welke wij in goede harmonie samenwerkten in het belang van de Kartografische Sectie. Op vrijdag 25 September werd te Wageningen door de Stichting voor Bodemkartering de jaarlijkse karto- grafendag verzorgd, ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Stiboka. De belangstelling voor deze dag was bijzonder groot, misschien mede door het prachtige nazomerweer dat een aangename excursie deed verwachten. Namens het bestuur van de Kartografische Sectie opende drs. G.F. Willems om 10 uur deze kartografen- dag, waarop dr.ir. F. W.G. Pijls, direkteur van de Stiboka de aanwezigen hartelijk welkom heette. Ir. G.G. L. Steur trad daarna op als "conducteur" van deze dag: hij vertelde het een en ander over de grond en de bodem, over landschappen en bodemkaarten, waarbij hij vooral aandacht besteedde aan de beperkingen van de Bodemkaart, die met 5 boringen per Vierkante centimeter kaartoppervlakte (per 250 meter voor 1 50 000 of per 50 meter voor 1 10 000) eigenlijk maar een beperkte betrouwbaarheid heeft. Het beoorde- len van de tot op 1, 20 m. diepte geboorde grondmonsters gebeurt meestal ter plaatse, op grond van erva- ring. In gebieden met veel kleine variaties rondom een bodemklassegrens worden de twee legendagroepen wel samengevoegd, waardoor een td gedetailleerd kaartbeeld wordt voorkomen: bijvoorbeeld een gebied met een klei-(lutum-)percentage van omstreeks 25 wordt niet onderverdeeld in de normale groepen 17, 5 - 25% en 25 - 35%, maar in z'n geheel opgenomen als 17,5 - 35% klei. Vaak vallen de begrenzingen van de ver- schillende gronden samen of evenwijdig met lijnen op de topografische kaart, wat de taak van de bodemkun- dige aanzienlijk kan verlichten, zoals bijv. längs beken of rivieren, hoogten, oude wegen en sloten. Met dia's en projectiebeelden illustreerde ir. Steur z'n inleiding. (Eiders in dit nummer treft U deze inleiding uitgewerkt aan. Aansluitend, om precies 11 uur, begon een rondleiding längs enkele afdelingen van de Stiboka, namelijk: de kartografische tekenkamer, fotoreproduktie en micropedologie. In drie groepen werd ons gezelschap volgens een minutieus plan rondgeleid. Men toonde ons de kleurenfotoreproduktie van handgekleurde kaarten, de fotoreproduktiecamera, enkele grotendeels afgedekte negatieven van topografische kaarten en het kleuren- ontwikkellaboratorium. In de afdeling micropedologie zagen we het meten van de korrelgrootte en de porien- omvang van te onderzoeken bodems. Voor de bepaling hiervan worden ongestoorde monsters genomen van ongeveer 4 x 8 x 16 cm die, na droging, met plastic worden geimpregneerd en tot een uiterst dun plakje worden afgeslepen. Met behulp van een electronisch vergrotings- en telapparaat is men dan in staat om zeer snel het percentage en het aantal openingen vast te stellen. Precies om 12 uur konden we aan de voortreffelijk verzorgde lunch plaatsnemen en om 1 uur reden we met twee touringcars richting Ede voor de excursie onder leiding van ir. Steur en ir. Pape. Aan de deelnemers was daarvoor een mapje met kaarten uitgereikt, o.a. de Bodemkaart 32 oost, waarop de hele route voorkwam. Zodoende waren we in staat om ook de orientatiewaarde van de Bodemkaart 1 50 000 te beoordelen. Hij bleek daarvoor echter siecht geschikt: vooral het ontbreken van een duidelijk onderscheid in de wegen, de hoogte- en de vegetatieaanduidingen werden daarbij als een hinderlijk tekort gevoeld. Ook verschillende karakteristieke benamingen die door de excursieleider genoemd werden, misten we op de kaart. Het werd ons duidelijk dat zonder de hulp van de complete topografische kaart een redelijke plaatsbepaling op de Bodemkaart erg lastig kan zijn. 10 KB 24

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kaartbulletin | 1970 | | pagina 12