Het dendritische patroon komt het meest voor; het bestaat uit onregelmatige vertakkingen in alle richtingen
en onder uiteenlopende hoeken. Dit patroon ontwikkelt zieh op een homogene ondergrond van horizontaal ge-
laagd gesteente. Men noemt dit ook wel het "normale" patroon en ieder patroon dat hiervan afwijkt roept
dan ook direct vragen op.
Het traliepatroon treft men aan in gebieden waar afwisselend harde en zaehte gesteente in evenwijdige
zones aan het oppervlak treden. Dit patroon kan gemakkelijk worden verwisseld met het rechthoekig pa
troon, dat onder invloed van breuksystemen in de ondergrond tot stand komt. Dit afwateringspatroon is
meer rechthoekig dan het traliepatroon, daar in een dergelijk systeem de verstoringen in de ondergrond
- in min of meer gelijke aantallen - evenwijdig aan en loodrecht op elkaar voorkomen.
Het radiale patroon is zeer opvallend; het is gebonden aan vulkaanhellingen e.d. waar de afwatering uit
ddn centraal punt (de top van de vulkaankegel) divergeert.
Verstoorde patronen treft men aan in gebieden die eertijds vergletscherd zijn geweest; de afwatering heeft
nog niet voldoende tijd gehad om zieh tot een meer normaal, regelmatiger patroon te herstellen.
Mt. Kalohdin
dendritisch patroon
traliepatroon
radiaal patroon
verstoord patroon
Kwantitatieve kaart-analyse
De interpretatie van topografische kaarten levert uitsluitend kwalitatieve informatie over het afgebeelde
gebied. Daarnaast biedt de topografische kaart, als meetkundig exaete afbeelding van het aardoppervlak,
de mogelijkheid tot het verrichten van nauwkeurige metingen. Men spreekt in dit geval liever van kaart-
analyse omdat de aldus verkregen gegevens op zieh, anders dan bij de kaartinterpretatie, nog niet de ge-
wenste informatie verschaffen. Uit deze meetresultaten kunnen pas na een uitvoerige bewerking met behulp
van grafische en statistische methodes bepaalde gevolgtrekkingen worden gemaakt.
Verschillende topografische elementen kunnen snel en doeltreffend met behulp van lineaal, curvimeter,
gradenboog en planimeter worden opgemeten. Men spreekt in dit geval ook wel van topometrische elemen
ten welke door grootheden zoals afstanden, hoeken en oppervlaktes zijn bepaald. Na het meten kunnen op
deze grootheden de algemene methodes van de statistische analyse worden toegepast.
Op deze wijze kan b. v. een grondgebruiksstatistiek worden samengesteld waarin de exaete hoeveelheid cul-
tuurland, boomgaarden, bos, bebouwing, etc. per gebiedseenheid (gemeente of kaartvak) is vastgelegd.
Deze informatie kan vervolgens statistisch worden vergeleken met de bevolkingsdichtheid of bepaalde eco-
nomische grootheden in de overeenkomstige gebiedseenheden. Op grond hiervan kunnen soms bepaalde geo-
grafische wetmatigheden worden onderkend.
16 KB 24