invloed heeft op de arealen der onderscheiden eenheden. De kleine verschillen in de wijze van aansluiting geven echter een geheel verschillende indruk van verwantschap en van gewicht van de grens. Een voorbeeld van twee verschillende aansluitingen van bodemgrenzen uit de karteringspraktijk geeft afbeeldmg 11. In afbeelding IIa is het beekdal duidelijk ingesnoerd door de aangrenzende dekzandrug, waar- van een deel door menselijke activiteit (rechte grenzen) een dik, zwart dek heeft gekregen (enkeerdgrond). Afbeelding 11 b geeft een heel ander beeld van de situatie. Hier is de enkeerdgrond "uitgebouwd" in het beekdal en de rest van de zandrug loopt gewoon door. Kennis van de ontstaanswijze, het afzettingsmechanisme, de ontginningsgeschiedenis enz., blijkt dus onont- beerlijk te zijn voor het op een juiste wijze in kaart brengen van de aansluiting van bodemgrenzen. enkeerdgrond enkeerdgrond Afb. 11 Kleine verschillen in aansluiting van de bodemgrenzen kunnen een geheel verschillend beeld van de ontstaans wijze geven. a. De dekzandrug, waarop een perceel met enkeerdgronden, snoert het beekdal in. b. De enkeerdgrond van de dekzandrug is kunstmatig in het beekdal "uitgebouwd". 3. Betekenis en "inhoud" van kaartvlakken Elke bodemeenheid wordt op een bodemkaart met een eigen symbool en een eigen kleur afgebeeld. De kaart vlakken worden met strakke, dünne lijnen begrensd. In werkelijkheid zijn deze vlakken echter minder ho- mogeen van samenstelling dan de voorstelling suggereert. Vrijwel ieder kaartvlak "bevat" een zeker per- centage onzuiverheden, d.w.z. er komen gronden in voor die niet voldoen aan de omschrijving van de door kleur en symbool aangegeven eenheid. Deze onzuiverheden vloeien voort uit: 1. de onnauwkeurigheid van de bodemgrenzen 2. de kaartschaal, die niet toelaat vlakken beneden een bepaalde afmeting voor te stellen (bij bodem- kaarten wordt ca. cm2 beschouwd als minimale afmeting) 3. het niet opmerken van afwijkingen als gevolg van de boringsdichtheid. In de omgeving van bodemgrenzen, die vaak een "deellijn" door een overgangszone zijn, is de aard van de afwijkingen meestal van geringe betekenis. Als de onzuiverheden van groot belang zijn, d.w.z. als het verschil met de aangegeven eenheid aanzienlijk is, is veelal de kaartschaal er oorzaak van dat het fenomeen niet kan worden afgebeeld: de oppervlakte is 26 KB 24

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kaartbulletin | 1970 | | pagina 28