Ik zou zulke primitieve en misschien rationeel onverdedigbare meningen wijd verbreid willen zien, ook bij intellectuelen of wat daarvoor doorgaat. Uiteraard is de vraag naar goed en kwaad niet nieuw. Wel nieuw is het geweidig vernietigend vermögen van de moderne wetenschap en techniek, waarvan noch Napoleon noch Heimans en Thijsse enig benul hebben ge- had. Wanneer men Studenten (of wie dan ook) wil aanzetten tot denken over ethiek, d.w.z. over goed en kwaad, moet men wel begrijpen dat ethiek niets dan een mooie zeepbel is wanneer ze niet leidt tot ja of nee in een concrete situatie. Wanneer men met Studenten over vakethiek gaat praten, moet zulk een gesprek uitmonden in een bewust ervaren en herkennen van grenzen in een concrete situatie: tot hier en niet verder. En hier beginnen natuurlijk de moeilijkheden. Want een ethische zwetser is gauw genoeg gehuurd voor een royaal salaris. Maar wie vermag zijn problemen te schetsen zodra hij concreet de grenzen moet gaan aan- geven tussen werken des heren en werken des duivels Is de brave geodeet die in Den Haag aan het kadas- ter werkt een laffe slaaf van het zondig kapitalisme Is de minder brave geodeet die in Leningrad de coör- dinaten bepaalt van een amerikaanse raketbasis een communistische oorlogsmisdadiger Ligt de grens die een fatsoenlijk mens niet zou mögen overschrijden ergens tussen die beiden? Ik weet het echt niet. En wie wel Duidelijk is dat wie hier nooit over denkt tot geen overwogen besluit zal komen. Maar even vanzelfsprekend is dat wie zeven jaar College vakethiek krijgt toch zelf zal moeten beslissen of hij de zoveel duizend gülden per jaar van Waterstaat of TNO of Dow Chemical voldoende verzoening vindt voor zijn wellicht twijfelachti- ge werkzaamheden waarvan hij doel en uitwerking vaak niet kan of wil overzien. Ethische bezinning die niet insluit de bereidheid tot persoonlijke offers, verliest veel van zijn betekenis. Want het gaat om belangrijke dingen: ethiek die er alleen maar toe leidt dat een geodeet bij een ruilverkaveling een boer met meneer aanspreekt, kan mij gestolen worden. Wat is cartografie? Ik heb beloofd te schrijven over geodesie en cartografie. Over: wat heeft landmeten met cartografie te ma- ken? Welnu, cartografie is het maken van kaarten uit waarnemingen en gegevens van anderen. Kaarten die een algemeen beeld van het terrein geven, noemen we topografische of algemeen-geografische kaarten. Alle andere heten tegenwoordig thematische kaarten. Dit zijn dus bijvoorbeeld geologische en bodemkaar- ten, pianologische kaarten, bosbouwkaarten, kadasterkaarten, bevolkingskaarten, economische kaarten enz. Een tussengroep zijn wegen- en navigatiekaarten, die te land, ter zee en in de lucht de weg wijzen. De maatschappelijke betekenis van de verschillende soorten kaarten valt natuurlijk niet in aantallen titels of gedrukte kaartbladen aan te geven. Maar wel is zeker dat het verbruik van ihb. thematische kaarten (tech nische plans inbegrepen) stormachtig groeit. Hetzelfde kan gezegd worden van al of niet toeristische wegen- en navigatiekaarten, terwijl bij de groep der topografische kaarten verschuivingen plaats vinden van mili- tair naar burgerlijk gebruik. Zozeer zelfs dat bijvoorbeeld de schalen 1 25 000 en 1 100 000 door het ministerie van oorlog helemaal niet meer gevraagd worden. En dat de Topografische dienst mede naar aan- leiding hiervan, voor het eerst sedert haar kaarten in ca. 1850 voor burgers beschikbaar kwamen, syste matisch is gaan informeren naar de Verlangens van een groot aantal burgeroverheidsdiensten en universi- teiten. Een zeer lofwaardig initiatief, al betreur ik het dat men om redenen die mij niet duidelijk zijn ge worden, een aantal grote en ervaren kaartenmakers buiten dit overleg heeft gehouden: zoals de ANWB, het Cartografisch instituut Bootsma, en de uitgeverij Wolters-Noordhoff KB 25 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kaartbulletin | 1971 | | pagina 11