Een volledig corps
We zijn er nog niet: In de letterproef kunt u zien dat elk corps bestaat uit: kapitalen (de hoofdletters), on-
derkast (de kleine letters), cijfers en leestekens. De cijfers zijn meestal even groot als de kapitalen, maar
bij de zogenaamde mediaevaltypen komen ook cijfers voor die onder de letterlijn hangen.
Soms zijn er ook kleinkapitalen die iets kleiner zijn dan de echte kapitalen en die gebruikt worden om titels
of namen in een tekst aan te geven. In ons tijdschrift Kartografie (T.A.G.) komt u ze bijvoorbeeld herhaal-
delijk tegen wanneer sprekers of schrijvers vermeld worden.
We zullen straks zien dat de zetter ook nog loodstaafjes gebruikt waarop gbdn letter voorkomt. Die plaatst
hij tussen de woorden, of tussen de letters wanneer het woord gespatieerd moet worden. Deze lagere staaf-
jes zullen in de druk dus niet zichtbaar zijn en zorgen alleen voor een goede afstand tussen de woorden of
letters.
Ook tussen de regels kan de zetter witte lijnen aanbrengen waardoor er meer ruimte tussen de regels ont-
staat. Men noemt dat interlinie Regels in corps 6 kan men bijvoorbeeld met 2 punt interlinibren zodat
de regelafstand 8 punten wordt. De letters blijven echter 6 punten groot, alleen komen de regels iets uit
elkaar te staan, waardoor de tekst beter leesbaar wordt (of beter los te snijden voor de kartograaf). Wan
neer geen extra wit meegezet wordt noemt men het zetsel komp akt
Zetmethoden
We hebben tot nu toe steeds gesproken over het zetten van losse loden letterstaafjes, maar er bestaan te-
genwoordig nog andere zetmethoden. Het zetten met losse lettertjes is echter de oudste. Bijna alle typo-
grafische termen zijn daarvan afgeleid.
Tegenwoordig kennen we naast het handzetten ook het machinezetten en het fotografisch zetten,terwijl
zelfs al automatische besturing mogelijk is
Handzetten
Bij het handzetten beschikt de zetter over een flinke voorraad losse loden lettertjes van eenzelfde corps die
opgeborgen zijn in een grote lade met veel vakjes, deletterkast. In het onderste deel van de letterkast
bevinden zieh de meest gebruikte kleine letters, de onderkast en in het bovenste deel bevinden zieh de
bovenkast of kapitale letters, de cijfers en nog wat bijzondere lettertekens. Een twintigtal van deze let-
terkasten zijn opgeborgen in de zetbok, de werktafel van de zetter, waar hij de te gebruiken letterkast
bovenop kan plaatsen. Enkele bokken vormen een straat en zo kan een zetterij verschillende Straten heb
ben, voor elk lettertype bbn. U begrijpt wel wat een grote hoeveelheid zetlood er nodig is om bbn kompleet
lettertype te hebben. Eön zetkast weegt al ongeveer 15 kg 1
De letterstaafjes worden na het drukken soms weer verdeeld (gedistribueerd) over de kästen, wanneer het
zetsel tenminste niet bewaard moet worden voor een herdruk. Dan moeten de letterkasten weer worden aan-
gevuld met nieuwe letterstaafjes die door de lettergieterij vervaardigd worden van de matrijzen. Een
matrijs vertoont een diepliggend letterbeeld en is vervaardigd van brons. Nieuwe letters zijn daardoor
steeds puntgaaf. Oude loodletters die veel gebruikt worden slijten erg af, worden vetter en onscherp. Men
noemt ze afgereden. Voor kaartteksten mögen nooit afgereden letters gebruikt worden, omdat elke naam
altijd zorgvuldig bekeken wordt en vaak letter voor letter gespeld moet worden (russisch e.d.'.Kans op
twijfel over de vorm moet daarom vermeden worden. Dit geldt uiteraard ook voor de keuze van het type,
maar daar komen we nog op terug.
De zetter Staat achter zijn bok, neemt de staafjes stuk voor stuk uit de vakjes en zet ze in zijn zethaak (zie
KB 25
33