voortdurend conflicten met de buurt Veldhuizen over het recht van veeweiden en plaggen maaien op de
Ginkelse heide en de Sysselt (Schreuders, 1958).
Längs de weg richting Arnhem ligt bij het tweede kruispunt de nu gerestaureerde fraaie boerderij de
Slijpkruik, die al in 1359 wordt genoemd. Aan de overzijde van de weg staat het Nederlands Instituut voor
Zuivelonderzoek, waar men een nieuwe kaassoort heeft ontwikkeld, die Kernheimse kaas is genoemd naar
het oude huis van die naam.
In de richting Arnhem begint de weg geleidelijk te stijgen. Het dekzand uit de Gelderse Vallei is tegen de
stuwwal Ede-Wageningen gewaaid en heeft de helling vrij sterk afgezwakt. Tot voorbij het kruispunt met
de weg naar Otterlo zet het dekzand zieh voort, maar enige honderden meters verder maakt het plaats
voor het grindhoudende grove zand van de stuwwal. De eng ligt er voor een gedeelte op. Op de bodemkaart
zijn daar grofzandige enkeerdgronden aangegeven. Bijna bovenaan de beboste hellingen van de stuwwal
kruist een lange hoge dekzandrug de weg (Y21). De zijvlakken van de rüg, die ontstonden bij het maken van
het traeö van de Rijksweg, zijn bebost met bergdennen om verstuiving van het eolische zand tegen te gaan.
De rüg, de Langeberg, is ontstaan in de Jonge Dryastijd (Van der Hammen, 1951). Aan de basis bevindt
zieh een gebleekte laag met veel houtskool van dennen en een zwakke podzol-B daaronder. De houtskool is
ca. 10 000 jaar oud. Het is een Usselobodem uit de Aller^d tijd. De rüg die erboven ligt is dan ook een
vorming uit het laatste deel van de koude Würmtijd en niet een smeltwaterafzetting uit de Risstijd, zoals
voor sommige van deze ruggen wel is aangenomen.
Uitstappunt de Drieberg
Na het hoogste punt van de stuwwal begint de Ginkelse heide. Het is een militair oefenterrein met heide en
vliegdennen die worden kortgehouden. Op een vooruitspringende punt van de stuwwal liggen enige neoli-
thische grafheuvels die in 1967 werden gerestaureerd en die nu markante punten in het landschap vormen.
Deze plaats biedt een verrassend panorama over het glaciale landschap van midden Nederland. De Drie
berg zelf ligt op de stuwwal Ede-Wageningen. In noordelijke richting is een tweede stuwwal zichtbaar, de
stuwwal van Oud-Reemst, die bij Lunteren met de stuwwal Ede-Wageningen samenkomt.
In het oosten ligt in de verte de stuwwal van de oostelijke Veluwe die in de Risstijd werd opgestuwd vanuit
het dal van de IJssel, en in het zuidoosten de stuwwal van Arnhem. Daartussen ligt een grote fluvioglaciale
vlakte, bestaande uit afzettingen die werden aangevoerd door smeltwater, dat over de läge plaatsen van de
stuwwallen stroomde. Het was afkomstig van het ijs dat in de Gelderse Vallei en in het dal van de IJssel
lag. Het smeltwater werd over deze sandrvlakte in zuidelijke richting afgevoerd. Daar bevindt zieh bij
Heelsum en Renkum een opening tussen de stuwwal Ede-Wageningen en de stuwwal van Arnhem.
De sandrvlakte ligt enige tientallen meters lager dan de kam van de stuwwal Ede-Wageningen, en 15 20m
hoger dan het maaiveld in de Gelderse Vallei. In de Würmtijd stoof dekzand over de stuwwal heen. Het
joeg met name over de sandrvlakte, die dan ook op verscheidene plaatsen bedekt is met dekzand en stuif-
zand. De verschillende soorten moedermateriaal die hierdoor op körte afstand van elkaar voorkomen,
worden duidelijk weerspiegeld in de aard van de gevormde bodems en in het bodempatroon. In de stuwwal,
die bestaat uit fluviatiele afzettingen van de grote rivieren en waarin met name veel materiaal van de Maas
voorkomt, zijn overwegend holtpodzolgronden ontstaan. Zij bestaan uit een gewoonlijk humeuze bovengrond
van 15 20 cm op een bruine inspoelingslaag, de B-horizont, waarin voornamelijk humus in modervorm
voorkomt. De B-horizont is tamelijk los, zodat de wortels van planten er gemakkelijk in kunnen doordrin-
gen. Het moedermateriaal heeft een vrij grote minerale reserve, er komen veel gemakkelijk verweerbare
mineralen in voor, meer dan in de meeste dekzanden en fluvioglaciale zanden (afb. 10 links).
KB27
19