Bij het bereiken van de weg Scherpenzeel-Renswoude, voert de route in de richting van de Klomp, längs
het kasteel Renswoude uit 1654. We komen nu geleidelijk in een gebied met resten veen, die in depressies
zijn overgebleven na de ontginning. De veenlagen zijn meestal dun en niet bezand. De graszode van deze
broekeerdgronden wordt door het vee gemakkelijk vertrapt.
Uitstappunt Emminkhuizerberg
Deze markante hoogte in een laag, nat gebied is een kleine stuwwal. Hij is bijna 20 m hoog en hangt samen
met twee lagere stuwwaldelen binnen de bebouwde kom van Veenendaal. In een groeve in het noordwestelij-
ke deel van de berg is de opbouw soms goed te zien. De fluviatiele zandlagen, vooral afkomstig van de Maas,
zijn door het landijs gestuwd. De lengterichting van de gestuwde (strekking) lagen is ongeveer zuidwest-
noordoost. De voet van de stuwwal is plaatselijk bekleed met keileem. Tegen de helling ligt hier en daar
fluvioglaciaal zand met keileemballen. In de Wlirmtijd is er dekzand tegenaan gestoven. Daarna is in het
Holoceen in de omgeving veen gaan groeien, dat de gehele voet en een deel van de helling heeft bedekt. Dit
veen is tegelijk met het veen van Veenendaal afgegraven. In 1433 kwamen gronden in deze omgeving aan
het Karthuizer klooster Nieuwlicht bij Utrecht. Onder leiding van de monniken werd de ontginning ter hand
genomen. Dit ontginningspatroon is nog op enige plaatsen in de grond terug te vinden; het wijkt af van de
huidige verkaveling.
Aan de Emminkhuizerberg is veel gegraven. De autoweg Utreeht-Arnhem loopt erdoor, evenals de spoor-
lijn, die diep is ingegraven. Enige groeven hebben jarenlang gediend voor zand- en grindwinningVlak voor
de oorlog is er veel zand gegraven voor de bouw van Stellingen. Daarbij heeft men geprobeerd de vorm van
de berg zoveel mogelijk intact te laten door een groot oppervlak enige meters te laten zakken. Op de bo-
demkaart is met schopjes de vergraving aangegeven. De bodemvorming toont een nauwe samenhang met de
aard van het moedermateriaal en de hydrologische gesteldheid. In het gestuwde fluviatiele materiaal zijn
voornamelijk moderpodzolgronden ontstaan, waarop de mens een cultuurdek heeft aangebracht, zodat zij
tot de loopodzolgronden worden gerekend. In het grove fluvioglaciale materiaal zijn vooral humuspodzol-
gronden ontstaan. Hun oppervlakte is echter te gering om op de bodemkaart te worden aangegeven. Op de
grens naar het läge land zijn door de activiteit van de boeren in de loop van de tijd enkeerdgronden ge-
vormd. Sinds 1652 maakt de berg deel uit van de Hollandsche Waterlinie. Toen werd begonnen met de aan-
leg van de Slaperdijk die van Daatselaar naar de berg loopt en vandaar naar de Utrechtse Heuvelrug.
We vervolgen onze weg längs de oostzijde van de berg, waar de weg door veldpodzolgronden loopt die in
dekzand zijn gevormd. Bij het voormalige Verdeelwerk de Roode Haan gaan we in de richting van Veenen
daal längs het Vallei Kanaal, dat in 1866 is gegraven. Gedeelten daarvan zijn stukken grift, kanalen die zijn
gegraven voor de afvoer van de turfZo werd tussen 1473 en 1481 de Bisschop Dovidsgrift gegraven, waar-
door ook de waterhuishouding sterk veranderde (Schreuders, 1958)De vervening vond op grote schaal
Plaats sinds de stichting van Veenendaal in 1549 onder leiding van Gilles van Schoonebeke (Thoomes, 1949).
In 1605 was het veen grotendeels afgegraven (Van Iterson, 1932), omstreeks 1800 was het geheel uitgeput.
Vlak voor de bebouwde kom van Veenendaal stijgt de weg geleidelijk verscheidene meters; daar ligt een
kleine stuwwal. Het karakter van de hoogte blijkt onder meer uit de aanwezigheid van grof zand en grind.
Hier ligt het Kerkhof Vendel, een loo-naam die er op wijst, dat deze uit het veen oprijzende zandkop reeds
vroeg bewoond is geweest.
Vanaf Veenendaal wordt de weg gekozen die ten zuiden van de autoweg Utrecht-Arnhem, in oostelijke
richting loopt. Het terrein is hier vlak, met slechts hier en daar flauwe dekzandruggen, waarop de boer-
derijen staan. Het gebied is geheel bedekt geweest met enige meters veen. In de bodemgesteldheid blijkt
dat onder andere uit het voorkomen van bezand restveen, maar ook uit het voorkomen van gooreerdgronden.
KB27
25