duur van de voorspelling. Buien kunnen slechts
tot drie uur tevoren voorspeld worden, het weer-
bericht voor heel Nederland geldt van 6en tot vijf
uur, voor West-Europa van zes tot achttien uur
en voor driekwart van het noordelijk halfrond van
twee tot drie dagen. Daarvoor is een voortduren-
de internationale uitwisseling van weersgegevens
nodig. De kaarten waarop deze gegevens worden
geplot varieren van 1 1 miljoen voor Nederland,
tot 1 40 miljoen voor het noordelijk halfrond.
Op deze basiskaarten werd door spreker niet na
der ingegaan. Weerkaarten verouderen razend-
snel, zodat aan de kartografische vormgeving
geen tijd verloren mag gaan. Zij nemen daardoor
een bijzondere plaats in onder de talrijke soorten
kartografische produkten.
De eerste synoptische weerkaarten werden in
1826 getekend van gegevens uit 1783. In 1890
neemt de dagelijksc publikatie van weerkaartjes
bij het KNMI een aanvang en eerst in 1946 ver-
schijnen echte fronten op de publikatiekaarten,
zoals op de tentoonstelling te zien was.
Dr. L. J. L.Deij, direkteur van de afdeling Klima-
tologie en Landbouwmeteorologie van het KNMI,
sprak over klimaatkaarten en de klimaatatlas die
in 1972 zal verschijnen van het weer in de Perio
de 1931-1960.
Het klimaat is de collectieve toestand van de
aardatmosfeer van een gegeven plaats in een ge-
geven tijdsinterval. Door middel van een reeks
van waarnemingen is het klimaat te karakterise-
ren. Vergelijking van klimaten is echter alleen
mogelijk over eenzelfde periode, zodat standaard-
tijdvakken van 30 jaar zijn vastgesteld: 1901-
1930; 1931-1960 enz. In de körnende klimaatat
las zullen de volgende thema's worden opgenomen:
luchtdruk, wind, temperatuur, neerslag, sneeuw-
dek, verdamping, neerslagoverschot, zonne-
schijn, bewolking, mist, vochtigheid en onweer.
De klimaatkaarten die in de Atlas van Nederland
voorkomen zullen ook voor de klimaatatlas ge-
bruikt worden. Daarbij wordt de temperatuur
voorgesteld door isolijnen, waarbij kleuren in de
vlakken verhelderend blijken te werken om de
temperatuurverschillen per maand te verduidelij-
ken. Wind wordt op de waarnemingspunten aange-
duid met de tijdsduur per windkracht in de acht
kompasrichtingen. Windstilte wordt onder alle
richtingen gelijk verdeeld
Ook de neerslag wordt weer met isolijnen aange-
geven.
Dr.Deij ging uitvoering in op de Problemen die
verbonden zijn aan het doen van juiste waarnemin
gen, waardoor zijn voordracht wat meer tijd
vroeg dan gedacht was en het slot enigszins in de
mist verdween. 's Middags, in het KNMI, direct
voor de rondleiding, had dr. Deij echter nog ge-
legenheid om de taken van het KNMI uiteen te
zetten.
Een belangrijk onderdeel van het werk van het
KNMI is het beantwoorden van binnengekomen
vragen over het weer en fysische verschijnselen
in de dampkring. Dat kunnen eenvoudige kwesties
zijn, maar ook moeilijke problemen, waar kost-
baar en tijdrovend onderzoek voor nodig is. Zo
zoekt men samen met TNO al enige tijd naar een
efficiente en betrouwbare manier om de verdam
ping te meten. Een van de binnengekomen vragen
betrof verder de verwachte weersverandering als
gevolg van de afsluiting van de zeeuwse zeegaten.
Bij de organisatie van deze dag was een flinke
middagpauze gereserveerd voor persoonlijke kon-
takten tijdens het bekijken van de beide tentoon-
stellingen. Bij de weerkaartententoonstelling,
met materiaal van het KNMI, werd een toelichting
geschreven door R. P. G. A. Voskuil van het Geo-
grafisch Instituut te Utrecht, terwijl de ICA-in-
zending wordt verzorgd door drs.P.W.Geudeke
en drs. F. J.Ormeling.
A.V.
VAN HET BESTUUR
De lezingen, de excursie, de weersomstandighe-
den en niet in de laatste plaats de deelnemers
hebben er toe bijgedragen om de Kartografendag
op 29 Oktober jl. te doen slagen.
Maar in 66n opzicht is de excursie naar het
KNMI niet geslaagd. Want ondanks het feit dat de
voorzitter en de secretaris nog navraag deden of
alle deelnemers wel uit het KNMI-gebouw en dus
in de bus of op andere wijze op weg naar huis
waren, bleek bij aankomst in het Transitorium II
dat een groepje deelnemers nog in het KNMI-ge
bouw waren achtergebleven. Het bestuur vindt het
jammer dat dit mis verstand kon ontstaan en biedt
hiermee de achtergeblevenen gaarne excuses aan.
DE NIEUWE CATALOGUS VAN DE TOPOGRA-
FISCHE DIENST
In juni 1971 verscheen bij de Topografische
Dienst, Westvest 9, Delft een nieuwe uitvoering
van de Catalogus van Kaarten, uitgegeven met
medewerking van de Algemene Dienst v.d. Rijks-
waterstaat, de Dienst van het Kadaster, de Hy-
drografische Dienst, de Meetkundige Dienst v.d.
R.W., de Rijks Geologische Dienst en de Stich-
ting voor Bodemkartering.
De direct opvallende nettere afwerking van het
losbladige groene boekje is het gevolg van een
betere aanpassing van de bladindelingskaarten,
die nu alleen zijwaarts uitgevouwen kunnen wor
den. Daarvoor werden deze kaarten verkleind en
soms in twee bladen afgedrukt, namelijk in een
noordhelft en een zuidhelft. Op die zuidhelft mis
sen we echter een titel. Door de verkleining wer
den de jaartallen van verschijning der verschil-
lende kaartbladen helaas kleiner en moeilijk lees-
baar (speciaal bij de 1 25.000). De grijze druk
van de ondergrond heeft daarop bovendien een
siechte invloed: een lichtbruine kleur zou meer
kontrast geven. Verder missen we een bladwijzer
van de Waterstaatskaart met de versehenen kaart
bladen en het jaar van uitgifte. Ook in de tekst
wordt daar geen informatie over gegeven.
De 9 indelingskaarten en de 11 gekleurde kaart-
fragmenten zijn nu tussen de teksten geplaatst bij
de betreffende beschrijving, wat veel bladeren
voorkomt. Er werden twee fragmenten vernieuwd,
namelijk van de 1 25.000 en van de 1 50.000,
maar helaas worden op de verschillende schalen
nu ook verschillende gebieden afgebeeld, zodat
ze als voorbeeld van de generalisatie minder
KB 28
3