gegevens speien zieh af op het land, maar juist klimaatkaarten vormen hierop een uitzondering; ook boven meren en zeeSn valt regen en schijnt de zon. Dit had tot uitdrukking kunnen komen door de kleuren boven het water te laten doorlopen. Vergelijking met andere klimaatkaarten blijkt verder onmogelijk vanwege het niet vermelden over welke periode de cijfers gaan. In de Atlas van Nederland handelen de cijfers over de periode 1931-1960, een intemationaal afgesproken periode. De kaartenuit deze laatste atlas en de Bosatlas geven werkelijk zeer aanzienlijke verschillen te zien, zodat verondersteld mag worden dat er sprake is van verschillende pe- riodes, maar dan moeten deze wel vermeld worden. Een merkwaardige onnauwkeurigheid vinden we in de legenda-omschrijvingen en dit geldt niet alleen voor de klimaatkaarten maar komt in de gehele atlas voor. Een voorbeeld: Kaartje B. Gemiddeld aantal vorst- dagen (hier moet trouwens bij staan dat het om j a a r - gemiddelden gaat, evenals bij de zomerse dagen en de windsnelheid)legenda: minder dan 40, 40-50, 50-60, 60-70, 70-80 en meer dan 80. De legenda- verdeling is netjes per groep van 10 dagen ingedeeld, maar bij de hoogste en laagste groepen wordt hier zonder noodzaak vanaf geweken. Volgens mijn bronnen ligt er in de groep "minder dan 40" geen enkele waarde beneden de 30 en in de groep "meer dan 80" geen enkele waarde boven de 90. Waarom dan niet de meer exaete aanduidingen 30-40 en 80-90 gebruikt? Bij sommige statistische gegevens met extreem hoge en läge waarden moeten de termen "meer dan" en "minder dan" worden gebruikt, maar wanneer deze noodzaak niet aanwezig is kan men beter de legenda in gelijke groepen verdelen. Kaartje A: Gemiddelde Jaartemperatuu r De kustgebieden in ons land zijn over het algemeen 's zomers frisser en 's winters zachter dan de ooste- lijke gebieden. Deze verschillen (ongeveer 5 6°C) worden door een jaargemiddelde vrijwel opgeheven. Het hier verstrekte kaartje geeft dan ook een zeer ongelukkig temperatuurbeeld van ons land. Het is sta tistisch wel juist maar verstrekt geen zinvolle informatie. Hier hadden tenminste twee kaartjes (zomer- en winterhalfjaar) gegeven kunnen worden. Kaartje D: Gemiddelde Windsnelheid Voor de windrozen in kaartje D was eigenlijk geen ruimte. De legenda-roos moet met een loupe worden bekeken en doet veronderstellen dat de roosjes kunnen worden opgemeten. Maar de doorsnee atlasgebrui- ker bezit geen meetloupe. In dit geval was weglating van de windrozen misschien de beste oplossing ge- weest. Kaartje E: Gemiddelde Jaarlijkse Neerslag Legenda: minder dan 650 mm - donkergeel; 650 - 700 mm - lichtgeel; 700 - 750 mm - lichtblauw; 750 - 800 mm - blauw; meer dan 800 mm - paars. Dezelfde kleuren (soms een enkel lichtblauw tintje toegevoegd) vinden we in alle neerslagkaartj es in de atlas terug, ongeacht de hoeveelheid neerslag: de ene keer geeft de lichtgele kleur 100 mm (blz. 97) de andere keer 1750 mm (blz. 131) neerslag aan! Bovendien zltten er in de kleurtrap enige onjuistheden. Terecht wordt ergens in het voorwoord de vuist- regel aangehaald "hoe frekwenter of hoe groter het af te beeiden verschijnsel, hoe intensiever de kleur", maar in de kleurtrap gaat lichtgeel over in donkergeel waar een afname van de neerslag juist een nog lichtere gele tint doet rechtvaardigen. Het argument dat de droogte hier toeneemt gaat niet op, omdat de hoeveelheid neerslag door middel van grijswaarde (kwantitatief) wordt uitgebeeld en daardoor voor het kwalitatieve aspect droogte slechts de kleurwaarde overblijft. Met andere woorden: veel neerslag - donke- KB 29 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kaartbulletin | 1972 | | pagina 11