tezamen met ijzer verplaatst en dieper in de grond weer afgezet. Gronden met een kleiinspoelingslaag
(afb. 2c) heten brikgronden (orde 3). Brik is een Zuidnederlandse naam voor baksteen, waarvoor de
inspoelingslaag die veel in löss voorkomt goed bruikbaar is.
De twee resterende orden missen de inspoelingslaag. Zij worden ingedeeld naar de aard van de boven-
grond.
Afb eel ding 2
a. veengrond b. podzolgrond c. brikgrond d. eerdgrond e. vaaggrond
Eerdgronden (orde 4) hebben een zeer donker gekleurde bovengrond (afb. 2d), die is ontstaan door
ophoping van sterk verteerde planteresten of door ophoging met mest uit zgn. potstallen (een bemestings-
praktijk uit het verleden, waarbij de dierlijke mest werd vermengd met heideplaggen, bosstrooisel en
zand). De naam eerd is de oude spelling en gewestelijke uitspraak van aarde en is gebruikt om de donkere
kleur van de bovengrond aan te geven (vgl. teelaarde, tuinaarde).
Gronden die weinig of niet door bodemvorming zijn beihvloed. zoals gronden uit jonge polderduinen en
stuifzanden zijn verenigd in de vijfde orde, de vaaggronden (afb. 2e). Vaag is hier gebruikt in de be-
tekenis van onduidelijk, en wel met betrekking tot de bodemvorming.
3. De ond e r v e r d el i ng van de orden
Elke orde is onderverdeeld in twee of drie suborden, waarvan er in totaal 13 zijn. De veengronden
zijn onderverdeeld naar de mate van veraarding. Bij de andere orden wordt o. a. een scheiding gemaakt
tussen bodemvorming onder droge omstandigheden (aangegeven door het voorvoegsel xero Grieks voor
droog) en die onder invloed van het grondwater (hydoor Grieks voor water).
De suborden zijn onderverdeeld in totaal 25 groepen. Op dit niveau van indeling worden in de eerdgron
den en vaaggronden de zand- en kleigronden gescheiden. Zo zijn er bijvoorbeeld hydrokleieerdgronden en
xerozandvaaggronden. Ook wordt het voorkomen van venige bovenlagen in de minerale gronden op groeps-
niveau onderscheiden. Dergelijke gronden heten met een nieuwe term moerig (moer veen), bijvoorbeeld
moerige podzolgronden, als onderdeel van de suborde hydropodzolgronden.
Het laagst uitgewerkte niveau is dat van de subgroepen die ontstaan door opsplitsing van de groepen.
Er zijn in totaal 60 van deze subgroepen onderscheiden. Zij zijn de belangrijkste eenheden van het systeem,
omdat zij de basis vormen voor de indeling (legenda) van de bodemkaarten. Afhankelijk van de schaal van
de kaart kunnen zij nader worden onderverdeeld, bijvoorbeeld de subgroepen uit de veengronden naar de
veensoort, de podzolgronden en de zandeerd- en zandvaaggronden naar het leemgehalte en de grofheid van
KB 29
15