het zand, de verschillende kleigronden naar de aard van de kl ei (rivierklei, zeeklei), naar het kalk- en
naar het kleigehalte.
Bij de naamgeving van de subgroepen is afgeweken van het systeem van de hogere niveaus. De namen van
de suborden en groepen zijn ontstaan door toevoeging van een element aan de naam van de orden. Op groeps-
niveau bestaan deze namen al uit vier elementen, bijvoorbeeld hydro-klei-eerd-grond. Toevoeging van nog
meer elementen mag systematisch juist zijn, het maakt de termen onhanteerbaar. Dit blijkt bijvoorbeeld
uit de organische scheikunde, waar dit systeem consequent wordt toegepast. Een naam als 'dinatrium-
aethyleenbidithiocarbamaat' wordt daar tot 'nabam' verkort.
Daarom is het systeem van voorvoegsels en tussenvoegsels bij de subgroepen verlaten. Behouden is slechts
de ordenaam, die wordt voorafgegaan door een woordstam uit Nederlandse plaats-, perceels- of veldnamen.
Sommige van deze namen komen veel voor op plekken waar de gronden in kwestie worden aangetroffen. Zo
vindt men in vele polders p o 1 d e r vaaggronden en bij Veendam d a m podzolgronden. In andere gevallen
duidt de naam op läge, natte ligging, zoals vlier (in vlierveengrond)beek (in beekeerdgrond) en leek (in
leekeerdgrond). Ook zijn wel veldnamen gebruikt, die duiden op een oude ontginning uit bos, zoals rade (in
radebrikgrond) en loo (in loopodzolgrond)De stam enk wijst op een bepaalde ontginnings- en bemestings-
wijze, die de enkeerdgronden heeft opgeleverd.
4. Enkele voorbeelden
In het volgende worden enkele van de 60 subgroepen nader besproken. Het zal blijken, dat deze eenheden
zijn gedefinieerd met behulp van meetbare kenmerken van de grond zeit. De namen die aan deze subgroepen
zijn gegeven, zullen bij de bespreking nader worden verklaard.
Or de 1
Veengronden bestaan binnen 80 cm voor ten minste de helft uit veen of venig materiaal. Wanneer zij
eenveraarde bovengrond hebben, behoren ze tot de suborde van de eerdveengronden, anders tot de
r a u w veengronden.
Bij de eerdveengronden worden op groepsniveau o. a. onderscheiden de kleiige eerdveengronden,
die een veraarde bovengrond van kleiig veen of venige klei hebben. Als deze veraarde, kleiige laag niet
dikker is dan 50 cm, spreken we van koopveengrond.
De naam in de subgroep is ontleend aan de vele plaatsnamen uit het Utrechts-Hollandse veengebied, die op
'koop' of 'kop' eindigen, zoals Boskoop en Willeskop. In dit gebied komen de koopveengronden zeer veel
voor. De naam 'koop' of 'cope' duidt op de betaling die de Middeleeuwse ontginners moesten doen aan de
Graaf van Holland of de Bisschop van Utrecht voor het recht op ontginning.
Tot de suborde van de rauwveengronden behoort de groep van de 'gewone rauwveengronden'. Zij
hebben een onveraarde bovengrond of een dun klei- of zanddek. De rauwveengronden zonder klei- of zand-
dek zijn ondergebracht in de subgroep van de vlierveengronden. Zij onderscheiden zieh van de
koopveengronden door het ontbreken van een veraarde bovengrond. De naam vlier of vledder slaat op moe
rassig grasland. Onveraarde zuivere veengronden worden vrijwel uitsluitend in zulk grasland gevonden.
Orde 2
De podzolgronden hebben een inspoelingslaag van humeuze Stoffen, soms samen met aluminium en
ijzer, die aan nauwkeurig omschreven eisen van diepte, dikte en ontwikkeling moet voldoen. Podzolgronden
eisen van diepte, dikte en ontwikkeling moet voldoen. Podzolgronden die zijn ontstaan bij hoge grondwater-
16
KB 29