S chaal
De snelheid van de passagiersvliegtuigen van dit ogenblik - de DC9's, de Boeing 747's, de Caravelles
en andere straalvliegtuigen, ligt op grote afstanden, zoals op intercontinentale vluchten, tegen de 1000 km
per uur. Op körte afstanden, bijv. binnen Europa, zal de snelheid tussen de 600 en 800 km per uur varie-
ren bij kleine straalvliegtuigen. Men moet kaarten hebben waarop men toch in ieder geval een uur gaans
kan vervolgen anders heeft men teveel kaarten nodig en moet men te vaak kaarten verwisselen. De lucht-
vaartnavigatiekaarten van de ICAO en vooral die van de ONC (Operation Navigation Chart) op de schaal
1:1 000 000, beantwoorden nog aan deze eis. Deze prachtige kaarten zijn ook erg goedkoop (1 blad kost on-
geveer 4 DM), maar toch te duur om aan passagiers uit te delen. Dit betekent dat de uit te reiken kaarten
goedkoper moeten zijn. Dat betekent schaalverkleining en de oplage zou zeer groot moeten zijn. Ook zijn
ze mogelijk te technisch voor het grote publiek.
De hoogte waarop men vliegt hangt onder andere af van het weer en van het soort toestel. De huidige
straalverkeersvliegtuigen vliegen op een hoogte van ca. 10. 000 m. Op 6000 meter overziet men in theorie
al een gebied met een straal van 200 kilometer. Voor een hoogte van 10 000 meter, de standaardvlieghoogte
van de Boeing 707's is het een gebied met een straal van 360 km. Wil men hetzelfde gebied dat men in theo
rie kan overzien (in de praktijk zal het helemaal niet opgaan door atmosferische verdichting bij de horizon)
ook voor zieh op papier zien, zonder de medepassagiers met läppen papier te overdekken, dan moet de
schaal toch kleiner zijn dan 1:1 000 000.
Is er bij schalen kleiner dan 1:1 000 000 nog orientatie mogelijk? Mits de kaart aan een aantal andere eisen
met betrekking tot relief en vegetatieweergave voldoet, wel. Er moeten dan in het gebied dat op de kaart
360 km ten weerszijden van de vliegroute ligt, zoveel details zodanig ingetekend worden, dat de passagiers
zieh aan de hand daarvan kunnen orienteren. Op de schaal 1: 10 000 000 wordt dat gebied 3, 6 cm breed. In
zo'n beperkte ruimte valt het moeilijk nog voldoende details aan te geven. In de praktijk lijkt een schaal van
ca 1:6 000 000 beter geschikt voor de identifikatie van makro-objecten in het land waar men overheenvliegt;
het gebied dat men ziet vormt dan een strook van ca 6 cm breed. Het zou zelfs nuttig voor de orientatie
kunnen zijn om de 'zichtstrook' op de kaarten van vaste routes aan te geven. Is het een gebied met vele
markante aanknopingspunten, bijvoorbeeld grillige kustlijnen, dan kan de schaal wat kleiner uitvallen. Te
vaak staat op de kaarten voor het luchtvaarttoerisme de schaal niet of onvolledig aangegeven.
P roj ekti e
De projektie van de kaart is in zoverre voor de passagier van belang, dat er geen vertekening op moet tre-
den, maar op schalen tot 1:8 000 000 is de kans daarop niet groot, mits de projektie gecentreerd is op een
punt of lijn door het kaartblad. Om de afstanden vanaf een bepaalde luchthaven aan te geven, wordt de af-
standsgetrouwe azimuthale projektie gebruikt. Bij gebruik van Mercator-projekties wordt de schaal vaak
zeer onvolledig aangegeven. Of men vergeet het helemaal, öf men geeft alleen de schaal längs de equator
aan (terwijl de equator soms zelfs niet op de kaart Staat!), öf men geeft alleen een maatlatje, dat dan waar-
schijnlijk voor de equator geldt. Slechts zelden ziet men op kaarten die een groot breedtebereik hebben een
uitgebreid systeem van schalen voor verschillende breedtes. Ongewone orienteringen worden nogal eens
veroorzaakt door de noodzaak de kaartranden parallel aan de routes te laten verlopen, zodat er zoveel mo
gelijk op kan. Ook bij poolroutes treden nogal eens onorthodoxe uitsneden op.
R eli Sf
Het is merkwaardig, dat in 1952 de luchtvaartkaarten uit de U. S. A. al een reliefweergave door middel van
Schummerung kenden. De amerikaanse schoolatlassen moesten daar nog lang op wachten.
KB 29
21