de snelle doorstroming te bevorderen; afritten en toerltten worden gemoderniseerd om het gevaar en de vertraging, die zij veroorzaken, zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast ontstaan allerlei voorzieningen längs de autowegen, zoals parkeerplaatsen, tankstations, wegrestaurants, de laatste al of niet met motel- accommodatie. Zij alle vormen vaste punten op de routes, en worden na kortere of längere tijd met een naam aangeduid (1). In Duitsland, dat de gangmaker en nog steeds koploper van het Europese wegennet is (2), worden deze namen systematisch gegeven, in Nederland nog slechts hier en daar. Een vroeg voorbeeld vormen de viaducten over de snelweg Arnhem-Nijmegen; recent zijn de namen van de parkeerplaatsen längs de weg Amersfoort-Zwolle. 1. Belang van de naamgeving Het grote belang van naamgeving op en längs de autowegen behoeft nauwelijks betoog. Zij vergemakkelijken de oriöntering en het kaartlezen, wat gevaarlijke onzekerheid bij de bestuurders kan voorkomen. Ook het maken van afspraken, b.v. het verzamelen van naar een gezamelijk doel rijdende wagens, wordt er door vereenvoudigd. Verder kan gewezen worden op een psychologische factor: het is goed voor de mens, en dus voor de bestuurder, te weten waar hij is; een net van concrete namen geeft hem meer herkenning en een sterker gevoel van veiligheid dan een abstracte wereld van cijfers en nummers. Ten derde moet wor den gedacht aan het toeristisch effect: bestaande of historische veldnamen worden vaak gebruikt voor o. a. parkeerplaatsen. Hierdoor wordt het "namenlandschap", waarin men zieh bevindt, zichtbaar. Zob.v. längs de Autobahn Beek-Oberhausen (E36), waar parkeerplaatsen liggen als Kattenhorst (niet Hoogduits Katzenhorst), Wittenhorst (niet Weissenhorst) en Eisholt (niet Erlenholz). Deze wijze van naamgeving is een prachtig voorbeeld van het samengaan van kultuurbehoud en efficiency. Wij zullen ons in dit artikel bepalen tot een overzicht van de bestaande toestand op het gebied van de naam geving rond de autosnelwegen, daarbij steeds oog hebbend voor de in gang zijnde ontwikkelingen. 2. De namen van de au t o s n e 1 w eg en De Studie van de namen der wegen zelf valt uiteraard onder de wegnaamkunde of hodonymie. Bij de begrips- bepaling sluiten wij ons aan bij de driedeling, die in het overleg binnen de verkeersinstanties steeds meer naar voren komt. Een autosnelweg moet kruisingsvrij zijn, gescheiden rijbanen, een middenbermbeveili- ging en twee vluchtstroken bezitten. De tweede kategorie wordt gevormd door de autowegen; zij voldoen niet of nog niet aan deze eisen, maar zijn wel voor het autoverkeer gereserveerd. De derde groep vormen alle overige wegen. Wij bepalen ons in dit artikel tot de eerste kategorie. De autosnelwegen worden nog slechts bij uitzondering met namen aangeduid. Zo bezit Italig de Autostrada del Sole, de grote Noord-Zuid verbinding. In Belgig heet de snelweg van Luik naar Antwerpen Boudewijn- snelweg. Door het Ruhrgebied loopt de nieuwe Ruhrschnellweg (3). Ook andere jonge Autobahnen worden met namen aangeduid: de Sauerland-Autobahn, de Bergstrasse-Autobahn (4). In Nederland hoort men wel spreken van de Leidse baan (5), de Flevoweg, de autosnelweg van Muiderberg door Zuid- en Oost-Flevo- land (6) en de LJsselweg (RW 48, Arnhem-Dieren) (7). De Keulseweg is een gemeentelijke snelweg, die, vooruitlopend op de E 39, het gereedgekomen deel daarvan (verkeersplein Kerensheide-Heerlen) verbindt met het klaverblad Bocholtz (8). Op analoge wijze is de Poot van Metz tot stand gekomen, die ten westen van Eindhoven de E38 verbindt met de E3 (9). In ons land worden de snelwegen met nummers aangeduid; deze nummers worden vastgesteld in het Rijks- wegenplan, dat regelmatig wordt herzien. Zij dragen geen letter, zoals eiders gebruikelijk, maar worden aangeduid als b.v. "Rijksweg 12". Daarnaast vindt men nog wel de oude N-nummering, hetgeen verwar- rend werkt. 20 KB 30

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kaartbulletin | 1972 | | pagina 22