DE OVERHEID LEEST OUDE KAARTEN OP HAAR EIGEN WIJZE D.de Vries (Collectie Bodel Nijenhuis) De Financiele Verhoudingswet 1960 schept in artikel 10 lid 2 voor gemeenten met extra lastenverzwaring de mogelijk- heid voor een verhoging van de algemene uitkering in aanmerking te komen. Zo was er reeds de zogenaamde verfijning algemene uitkering monumenten en zo is er nu gekomen een verfijning, die de gemeenten financieel tegemoetkomt, wan- neer ze door de struktuur van de bewoningskern bij het onderhoud van Straten, grachten, rioleringen enz. extra worden belast. In het Staatsblad Nr, 592, 1973 is het K.B., dat hierop betrekking heeft, gepubliceerd, 'houdende vaststelling van het Besluit voorlopige verfijning algemene uitkering historische stadskernen. Hierbij is een lijst gevoegd van gemeenten, die voor deze verhoging in aanmerking komen, omdat ze volgens de minis ter 1. een kern op haar grondgebied hebben, die in de periode van omstreeks 1600 tot omstreeks 1850 als stad werd aan- gemerkt 2. het door aaneengesloten bebouwing gekenmerkte gedeelte van de kern omstreeks 1830 qua struktuur thans nog tot een voldoende oppervlakte ongewijzigd is (zie Memorie van Toelichting) Gemeenten, die niet op deze lijst voorkomen vallen voorlopig uit dit subsidiebootje; misschien kunnen ze nog gered worden, wanneer ze de reddingsgordel, die hun via een ontsnappingsartikel wordt toegeworpen, aangrijpen. Waarom men zieh bij de opstelling van deze regeling zo heeft laten leiden door het woordje stad is mij niet geheel dui- delijk. Het gaat er toch om of een kern van bewoning historisch is en niet of zo'n kern in het verleden en nu als stad moet worden aangemerkt. De minister vond dit wel nodig en de Collectie Bodel Nijenhuis genoot de twijfelachtige eer materiaal voor de bewijsvoering van het in de Memorie van Toelichting onder 1) gestelde te leveren. Want indien een stad op tenminste twee van een selektie van negen kaarten uit de Leidse verzameling als stad is vermeld is aan voor- waarde 1) voldaan. Alle kaarten tonen Germania Inferior, dus daarin begrepen het huidige grondgebied van Nederland, Er werd zo gese- lekteerd dat de kaarten met een onderling verschil van tenminste tien jaar zijn vervaardigd. Het werden tenslotte deze negen: vijf atlaskaarten, uitgegeven door Pieter van den Keere (1617), Claes Jansz. Visscher (1630 en niet 1650 zoals de M.v.T. meent), Hendricus Hondius (c. 1630), Nicolaas Visscher (c.1678), de vijfde gegraveerd door W. C. van Baarsel en uitgegeven door J. Noman en vier wandkaarten,uitgegeven door Jodocus Hondius (1602), Frederik de Wit (1675), Theodor Majer (1747) en E. Maaskamp (1816). Afgezien van de kritiek, die men kan hebben op deze selectie, omdat blijkbaar geen rekenlng gehouden is met de moge- lijkheid dat de kaartenuitgevers elkaar navolgden en aan elkaar ontleenden en omdat daarom misschien een ander kri- terium gezocht moet worden, moet men vooral bezwaar hebben tegen de wijze, waarop oude kaarten als historisch be- wijsmateriaal zijn gebruikt. 'De kaarten zijn voor raadpleging in het kader van het gestelde doel betrouwbaar geacht", zegt de memorie van toelich ting. Dat kan ik moeilijk geloven, ik twijfel zelfs aan de mogelijkheid van een dergelijk bewijs. Weet men bij het Mi- nisterie van Financien dan zo precies, waarom de hierboven genoemde kaartenuitgevers hun Symbolen zo hebben ge bruikt als ze hebben gedaan. Wat is voor hen het bepalende aspekt geweest: de omwalling en versterking der stad, de ekonomische betekenis ervan of misschien wel het in juridische zin aanspraak kunnen maken op de benaming "stad" (vrg. de Frieze Steden, die met hun elven op elke kaart trouw als stad staan weergegeven)Bij nadere beschouwing krijgt men sterk de indruk, dat al deze begrippen door elkaar zijn toegepast en vaak is het bovendien niet mogelijk door het ontbreken van een legenda de kaart tot in de finesses goed te lezen. Slechts na een gedegen Studie van het begrip "stad", zoals deze kartografen dat gebruikten en van de wijze waarop ze deze begrippen in Symbolen op de kaart ver- taalden, mögen wij hun Produkten als historische bronnen gaan gebruiken voor datgene wat we zo graag willen bewijzen. Op deze plaats behoeft niet gereageerd te worden op de effekten, die de uitkomst van dit onderzoek voor onze gemeen ten heeft - sommige weten niet waaraan ze hun uitverkiezing hebben te danken, andere voelen zieh op een zeer onge- lukkige wijze gepasseerd. Wel is dit de gelegenheid om nogmaals te waarschuwen voor het gebruik van oude kaarten speciaal bij die Problemen waarvoor ander bewijsmateriaal niet kan worden gevonden of die een zo ingewikkelde struk tuur bezitten, dat men een ingewijde moet zijn om er de weg in te vinden. 24 KB 36

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kaartbulletin | 1974 | | pagina 26