De keuze van een kaartprojektie voor een topografische kaart 1 50.000 voor een klein land als het onze is voor de meeste kaartgebruikers van weinig betekenis. De eigenschappen van de conforme projektiemethoden, zoals bijvoorbeeld de stereografische projektie, zijn vooral van belang voor een selekte groep, bestaande uit geödeten, kaartenmakers en andere technici, omdat de conformiteit hen in staat stelt met eenvoudige for- mules in het platte vlak eoördinaten- en argumentenberekeningen uit te voeren. Terreinwerk Als basis voor de kaart is uitgegaan van de kadastrale plans die in de periode 1812-1831 waren samenge- steld. Deze eilandplans werden in potlood verkleind ("gereduceerd") naar de schaal 1 25.000, vervolgens zorgvuldig längs de grenzen uitgesneden en daarna op een grote plaat karton zo goed mogelijk aaneensluitend opgeplakt. Door de onvermijdelijke aansluitingsmoeilijkheden moesten de verkleinde plans hier en daar soms iets over elkaar heen worden geplakt of er ontstonden smalle hiaten. De kaartmontages, in rechthoekige stukken van het formaat 40 x 50 cm gesneden, zijn daarna in de jaren 1834-1859 in het terrein door de verkenners gecorrigeerd en aangevuld met de ontbrekende topografische details, hoogtegegevens en namen. Meestal kon de ontbrekende topografie aan de hand van het reeds in pot lood aanwezige kadastrale lijnenbeeld gemakkelijk worden ingevuld. De maten werden dan op de pas gevonden. In onontgonnen gebieden boden de gereduceerde kadasterkaarten dikwijls weinig houvast. Dan werd met be- hulp van eenvoudige meetinstrumenten zoals het planchet met vizierliniaal, de sextant-transporteur en de meetketting het terrein opgenomen. De verkenner was vergezeld van een bereden marechaussee, die hielp bij de metingen en boodschappen overbracht. In de namiddag werd het die dag verkende gebied in inkt gezet en ingekleurd. Zo ontstonden de veldminuten 1 25.000. Op deze wijze kon door 66n verkenner een oppervlakte van 330 km2 vlak terrein of 240 km2 heu- velgebied in kaart worden gebracht. Bij het veldwerk mochten de officieren burgerkleding dragen, echter "zonder uit het oog te verliezen, dat zij aan hunnen rang als officier van den Generalen Staf verpligt zijn, een ige zorg omtrent dezelve in acht te nemen, teneinde zieh van de gewoone Landmeters te onderscheiden (Algemene Instructie 1837). Het terreinrelief werd voorgesteld door hoogteeijfers en arceringen. Het aangeven van de hoogtevoorstellin- gen door middel van hoogtelijnen werd niet beeidend genoeg geacht. Men had gekozen voor een variant op de arceringsmethode van Van Gorkum, zoals die in de Belgische tijd was ontwikkeld. De arceringsstreepjes werden getrokken in de richting van de grootste terreinhelling. De dikte en spatiefing ervan was afhankelijk van de hellingshoek. Hoogtepunten werden gemeten met een kwikbarometer. De hoogtepunten op de oudste stafkaart vertonen daardoor soms aanzienlijke fouten. Voor het meten van de terreinhellingen werden in 1843 door de firma Becker in Amhem een aantal nivelleerboussoles vervaardigd. In de Winterperiode van november tot mei, werden de gekleurde veldminuten verkleind naar de schaal 1 50.000 tot de zogenaamde nettekening 1 50.000. De getrianguleerde punten werden hierop op de schaal 1 50.000 uitgezet en door dünne potloodlijnen verbonden. Op de veldminuten werd de overeenkomstige ge trianguleerde punten ook verbonden, waardoor op de nettekening niet-gelijkvormige potlooddriehoeken ont stonden. De kaartinhoud van de veldminuten werd nu op de schaal 1 50.000 in de nettekening overgebracht door middel van een grafische affine transformatie (evenredige indeling van driehoeken). Deze affine ver- kleining was noodzakelijk omdat het bij het plakken van de veldminuten uit de verkleinde kadasterplans dik wijls niet mogelijk bleek de getrianguleerde punten goed op hun plaats te krijgen. In het begin ook waren de eoördinaten van de driehoekspunten niet altijd op tijd beschikbaar. De nettekeningen dienden als basis voor de druk door het Topografisch Bureau. De nettekeningen zijn evenals de veldminuten bewaard gebleven. Ze vertonen vaak niet onbelangrijke wijzigingen ten opzichte van de veldminuten. Ook stemmen ze niet altijd KB 37 17

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kaartbulletin | 1974 | | pagina 19