385
middelde waterstanden over 10-jarige tijdvakken, de hoogste en laagste waargenomen
waterstanden en een verklaring van de op de kaart voorkomende tekens. Deze eerste
herziening was gereed in 1908. De schaal der kaarten was weer 1 10 000 (een groot
aantal minuutbladen werd direct op deze schaal gekaarteerd)Het kaartwerk wa^ on-
derverdeeld in 8 series en bevatte nu 124 bladen, waarvan 15 voor 2 series werden
gebruikt.
Ook nu weer bleek reeds bij het gereedkomen van deze herziening, dat de kaarten
vernieuwing behoefden, omdat intussen vele verbeteringen waren tot stand gekomen en
vele veranderingen hadden plaatsgevonden. Reeds in 1909 werd daarom begonnen aan
de tweede herziening. Daar intussen vrij veel resultaten bekend waren geworden van
de primaire triangulatie, die uitgevoerd werd onder leiding van de Rijkscommissie voor
Graadmeting en Waterpassing, werd besloten deze triangulatie als grondslag voor de
tweede herziening te gebruiken. Sindsdien zijn dus de coördinaten van de hoekpunten
uitgedrukt in het stelsel van de Rijksdriehoekmeting en worden de kaarten getekend
in de stereografische projectie. Voor de tweede herziening werd geen nieuwe instructie
opgesteld, maar werd gewerkt volgens de instructie van ingenieur Welcker. De inhoud
en de afwerking der kaarten komt dus vrijwel overeen met die van de eerste herziening.
Wel werden uiteraard modernere methoden van opneming en reproductie toegepast. Zo
werden de bladen die tussen 1924 en 1931 werden vervaardigd door het Geodetisch
Bureau van ir W. Schernjerhorn opgenomen met de tachymeter. Nadat in 1931 de
Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat (Directie Algemene Dienst) was opgericht
werd die dienst belast met de samenstelling van de rivierkaarten. Bovendien werden
de rivierkaarten aan de hand van luchtfoto s getekend, waardoor het werk eenvoudiger,
sneller en goedkoper werd. Verder bracht toepassing van de fotogrammetrie het voordeef
dat de kaarten geheel in een systeem geconstrueerd konden worden, zodat het moei-
zame verkleinen, aaneenpassen en aanvullen van de kadastrale kaarten vermeden kon
worden. Na enig experimenteren kwam men tot de volgende werkwijze: De luchtfoto's
worden 'ontschrankt' op schaal 1 5 000 of 1 10 000, waardoor een afdruk op glas
verkregen wordt waaruit de invloed van de niet vertikale stand van de as van de
opnamecamera is geelimineerd. Voor het vlakke terrein, dat men als regel in de nabij-
heid van de rivieren aantreft, heeft deze afdruk dezelfde meetkundige eigenschappen als
een kaart. Door eenvoudig calqueren wordt deze afdruk omgezet in een lijnentekening.
Dit calqueren geschiedt met behulp van een calqueerstereoscoop, waarbij de te calqueren
foto gelijktijdig wordt waargenomen met een tweede die de eerste gedeeltelijk
60 overlapt. Daardoor wordt een ruimtelijk beeld waargenomen onder een
2- 3-voudige vergroting zodat een goede herkenning van de te tekenen details moge-
lijk wordt. De kopieen (calques) van de luchtfoto's worden overgebracht op een vorm-
vast minuutblad, dat bestaat uit een op aluminium geplakt vel tekenpapier. Een fotokopie
van dit minuutblad wordt op het terrein vergeleken met de terreintoestand. De nodige
aanvullingen en correcties worden daarop aangegeven en ten kantore overgenomen op
het minuutblad. Gelijktijdig met deze z.g. 'naverkenning' wordt een terreinwater-
passing uitgevoerd, zodat op de kaarten hoogtecijfers getekend kunnen worden. De
dieptecijfers worden getekend uit de, door de met het rivierbeheer belaste Rijkswater-
staatsdiensten, periodiek verrichte peilingen. Van het minuutblad wordt een in inkt
getekende calque vervaardigd op een vel kodatrace, dat met arabische gom op het mi
nuutblad wordt geplakt om vormveranderingen ervan tijdens dit calqueren te voor-
komen. Deze calque, waarop ook de beschrijving is aangebracht, dient als basis voor
de te drukken kaart; de reproductie ervan geschiedt door de Topografische Dienst te
Delft onder toepassing van fotolithografie.
Het in potlood getekende minuutblad blijft bewaard. Daarop kunnen dus vrij gemak-