371 Discussies, vnl. in verband met de aanvankelijk gebrekkige hoogteaanduiding op de stafkaart, duiken met ruime tussenpozen op, waarbij vrijwel uitsluitend het T.A.G. als publicatiemedium optreedt. (21, 23, 25, 26, 27, 31, 33). Dan komt de ingrijpende technische vernieuwing van de Top. kaart 1 25 000, met de discussie Van Roon- Schermerhorn (34, 35, 36, 37, 38, 39), waarna, als het nieuwe productieproces ge- stabiliseerd is, de eindproducten worden besproken (40, 41, 42, 43, 44, 49). In 1949 geeft het plan tot invoering van de kaart 1:10 000 aanleiding tot een Congresdiscussie (45, 46). Ten slotte wordt ons een duidelijk inzicht in het moderne productieproces gegeven door het artikel van de heer Bramlage (47), waarbij vooral het verslag van het snelle naoorlogse herstel niet nalaat om respect te wekken. Wie zieh een totaal-overzicht van het totstandkomen van de topografische kaart wenst te verschaffen neme daartoe de artikelen (28, 29, 30, 40) ter hand. Zoals uit de hierboven aangehaalde, achter in dit artikel vermelde literatuur blijkt, hebben we getracht een zo volledig mogelijke lijst samen te stellen van de aan de Nederlandse officiele kartografie gewijde literatuur. Wie de moeite neemt deze lijst te vergelijken met de overzichten van bv. de Duitse literatuur op het gebied van de 'amtliche Kartographie' zal kwantitatief een groot verschil ontdekken. Men hoeft een land echter niet te benijden om de overvloedige hoeveelheid literatuur die het aan de nationale kartografie wijdt. In Duitsland bv. blijkt men een permanent 'probleem' in de kartografie te zien. Een door ons willekeurig gekozen bewijs daarvan zien we bv. in de titels van twee, met een tussenruimte van 27 jaar versehenen artikelen: H. F. Meyer: Gegenwartsprobleme der deutschen amtlichen Kartographie, 1930 (3), en G. Krausz: Gegenwartsfragen der amtlichen Kartographie, 1957 (16). In Nederland, waar het publiek door verschillende oorzaken minder kartografisch geschoold is, beschouwde men de officiele kartografie minder problematisch. Het mili- taire karakter van de toporganisatie maakt de situatie ook minder gecompliceerd. Alvorens tot een bespreking van de vorm en inhoud van de nieuwe Nederlandse kaart 1 100 000 over te gaan, willen we hier nog een opmerking maken Over het vaststellen van schalen voor topografische kaarten. We kunnen de vraag stellen: waarom is de schaal van de Nederlandse stafkaart nu juist 1 50 000 en niet 1 40 000 of 1 60 000. En we kijken daarbij naar die buiten- landse kaarten die met hun 'stafkaart' of anders geheten kaart precies hetzelfde beogen als Nederland met zijn stafkaart. Waarom daar die spreiding in de schaalgetallen Het antwoord hierop moet waarschijnlijk luiden, dat de traditie en de maatstelsels hier be palend zijn geweest. Wat Engeland betreft behoeft dit geen nadere toelichting. Het gebruik van de schalen 1 40 000 in verscheidene landen is ongetwijfeld het gevolg van het door Frankrijk gegeven voorbeeld. In kaarteringszaken gold namelijk het Franse systeem, dat meer dan twee eeuwen geladen met zijn Carte de France 1 80 000 de algemene bewondering wegdroeg, als normatief. Het aannemen van een tweemaal zo grote schaal in die landen waar de intensiteit van het bodemgebruik ook minstens tweemaal zo hoog lag als in Frankrijk lag dus voor de hand. We spreken hier dan over beslissingen t.a.v. het invoeren van een kaartschaal in de jaren omstreeks 1800. Uit de literatuur uit die jaren blijkt niet dat er exaete methoden zijn gevolgd om die schaal van de basiskaart de oorspronkelijke kaartering) te bepalen. Wel vinden we op enkele plaatsen subjectieve redeneringen, die het doen voorkomen alsof de schaal van topografische kaarten die thans nog gebruikt worden bijna anderhalve eeuw ge ledert bepaald is door het inzicht van de toentertijd in dienst zijnde hoogste militaire gezagsdrager.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1958 | | pagina 7