87
KARTOGRAFIE EN REPRODUKTIETECHNIEK
Zonder mij intensief te willen mengen in de strijd die Over Praktische Kartografie in
deze rubriek is ontbrand, wil ik toch graag enige opmerkingen Over dit onderwerp
maken. Vooropgesteld zij dat er volgens mij al zijn deze activiteiten nauw aan elkaar
verbonden een duidelijk onderscheid bestaat tussen theoretische en praktische karto
grafie. Met het gebruik van de uitdrukking Technische Kartografie, gelanceerd door
Prof. Pannekoek in aansluiting op de Duitse term Kartentechnik, kan ik mij niet ver
engen. De reden hiervan is, dat die techniek in de praktijk niet alleen voor het drukken
van kaarten, maar in veel grotere mate voor ander drukwerk gebruikt wordt (repro-
duktie van schilderijen, reclameplaten, wikkels voor blikjes met verduurzaamde levens-
middelen enz. enz.). Ik beschouw dus repro- en druktechniek als een afzonderlijk
werk- en Studie terrein, al zijn zoals Pannekoek opmerkt de mogelijkheden van
de reproduktietechniek niet onbeperkt en moet daarom reeds bij het ontwerpen rekening
worden gehouden met de eisen die de latere reproduktie stelt.
Voor mij is theoretische kartografie: het onderzoek van de regels waaraan een kaart
dient te voldoen. Dat kan alleen na theoretisch overleg en na vervaardiging van mo-
dellen; deze laatste beslissen tenslotte of een of andere regel in de praktische kartografie
gevolgd kan worden. Voor mij is de door Koeman verguisde Kartenwissenschaft van
Eckert (Eckert behandelt de repro- en druktechniek niet!), ofschoon daterend uit
de jaren 1921/'25 en op verschillende punten niet meer bij, nog altijd het werk bij
uitstek. Wanneer ik als kartograaf een kaart wil ontwerpen en tekenen, dan ga ik voor
een goede uitvoering bij Eckert te rade en niet bij Beck of Bosse.
Voorts verwijs ik naar de volgende werkjes, welke zieh met een theoretisch-karto-
grafisch probleem bezighouden:
1. E. Imhof, Stedlungsgrundriss-Vormen und ihre Generalisierung im Kartenbild,
mit 12 Tafeln nach Kartenausschnitten und Zeichnungen des Verfassers (Anhang. Mitt.
der Geographisch-Ethnographischen Gesellschaft Zürich, Band XXIII, 1922/1923,
Zürich, 1925).
2. W. Bonacker, a. Die Namenstellung in geographischen Karten, b. Fortschritt
oder Rückschritt in der Kartenschrift. Berlin-Grünewald, 1957.
Deze beide publikaties zou ik iedere ontwerper en iedere uitvoerder van kaarten in
handen willen geven, wat niet zeggen wil, dat alles wat daarin te lezen valt ook op-
gevolgd moet worden. En nu moet de praktische kartograaf bewijzen, dat hij de theo
retische kartografie beheerst. Het is jammer, dat zo weinig praktische kartografen van
hun werk verteilen. Daaraan is het gedeeltelijk toe te schrijven, dat bv. in de Karto
graphische Nachrichten de repro- en druktechnische opstellen zo'n grote plaats innemen
en dat het initiatief tot oprichting van een internationale vereniging van kartografen
blijkbaar zal uitgaan van vertegenwoordigers van Esselte en Rand Mc. Nally. Een en
ander Staat misschien in verband met de vlucht van genoemde techniek in de Verenigde
Staten, waar de kaart, en ik bedoel de geografische kaart, meer een technisch dan een
kartografisch produkt is (evenals bij ons de topografische kaart). Bij de Amerikaanse
kaarten is dit dikwijls duidelijk te zien aan de tekening van kustlijnen, van hoogtelijnen,
voorts aan de keuze van de plaatsen enz..
Dat Ir Koeman toch wel onderscheid maakt tussen kartografie en repro- en druk
techniek meen ik te mögen concluderen uit zijn opmerking: „Het origineel, waarvan
men uitgaat is de positieve inkttekening van de volledige kaartinhoud Dit origineel
kan alleen door een kartograaf gemaakt worden; met de voltooiing hiervan is zijn
werk, behoudens de nodige correctie ten einde.
De kartografie en de repro- en druktechniek hebben ieder hun eigen arbeidsveld.
Zij moeten naast en met elkaar werken om tot een goede reproduktie van het origineel