319
Voor de uitvoering van de schaduwing dient beschikt te worden over werkmodellen
van papier of van plastic-foelie waarop de hoogtelijnen (in bruin) tezamen met het
rivierennet (in blauw) voorkomen. Deze werkmodellen moeten copieen zijn van de
originele kaarttekening, voorzien van paskruizen. Deze werkmodellen mögen geen trek
of belettering bevatten daar deze immers in vele gevallen het terreinbeeld versluieren.
Kleinschalige kaarten lenen zieh minder goed als gidsmodel voor schaduwtekening.
De op deze kaarten voorkomende sterk gegeneraliseerde hoogtelijnen geven immers
geen beeld van de karakteristieke vormen van het aardoppervlak zoals terrasranden,
dalinsnij dingen enz. die toch op de schaduwtekening te voorschijn dienen te komen. Zo
is het hoogtebeeld op een 1 1 000 000-kaart eigenlijk niet meer voldoende voor een
verantwoorde schaduwing. Bij kaarten op zeer kleine schalen, zoals die van wereld-
delen in atlassen, zijn de hoogtelijnen van nog geringer betekenis. Zij geven immers
hoofdzakelijk de hoogteligging weer en zijn nauwelijks of niet meer toereikend om de
vormen en de strekking van bergketens te leren kennen. In al die gevallen dienen
kaarten op grotere schalen met hoogtelijnen of schrapjes als hulpgidsen te worden ge-
raadpleegd. Daarbij speelt dan de geografische en in het bijzonder de geomorfologische
kennis van de uitvoerende kartograaf een belangrijke rol.
Gevallen waarbij de schaduwing eenvoudig de hoogtelijnen volgt, ook wanneer deze
over vlakke terreinen lopen, dienen uiteraard vermeden te worden. Uiteraard hangt
voor het bereiken van een goed resultaat ook veel af van de juistheid en nauwkeurigheid
van het materiaal dat tot gids dient.
Zoals reeds werd opgemerkt zijn hoogtelijnen als gidsen voor schaduwing niet vol
doende. Even belangrijk, op kleine schalen zelfs belangrijker, is het net van rivieren,
zijrivieren, beken enz. Teneinde een zo goed mogelijk eindprodukt te verkrijgen is het
noodzakelijk over modellen met een wijd vertakt rivierennet te beschikken. Het verloop
van een rivier is immers dikwijls de grenslijn tussen licht en schaduw en eigenlijk kan
het waterennet op het werkmodel nooit te dicht zijn. Wanneer de terreinschaduwing
gereed is kunnen de rivieren welke niet op de gedrukte kaart behoeven te verschijnen,
weer weggenomen worden.
Soms is het nodig dat ook de overige kaartinhoud (plaatstekens, wegen, grenzen
enz.) of een deel daarvan op het werkmodel voorkomt. Dit kan noodzakelijk zijn om
te vermijden dat de terreinschaduwing niet past op de kaartinhoud. Het zou nl. te gek
zijn als een stad op een helling, in plaats van op de dalbodem kwam te liggen, of wan
neer een auto- of spoorweg de vooruitstekende neus van een berg juist snijdt in plaats
van er om heen te lopen. Dit kan worden voorkomen door voortdurende raadpleging
van een aparte copie van de volledige situatietekening. Wanneer de schaduwing op
een doorzichtige tekenfoelie wordt aangebracht kan de situatietekening er telkens voor
controle ondergeschoven worden.
2. Tekentechniek. De schaduwing wordt aangebracht door een zeer scherp
geslepen tekenstift met kleine draaiende beweging over de tekeningdrager te voeren.
Rechtlijnige bewegingen dienen vermeden te worden. Ook dient te worden vermeden
de stift te krachtig op de foelie of op het papier te drukken. Daardoor zouden immers
groeven in de tekeningdrager ontstaan. Alleen door een met lichte druk uitgevoerde
draaiende beweging kan een gelijkmatige tint ontstaan.
Men begint de schaduwing door het aanbrengen van wit op de het meest aan het
licht blootgestelde, dus steilste plaatsen, zoals kamlijnen, steile wanden, terrasranden
enz.
Daarna komen de schaduwpartijen aan de beurt. Ook nu dient met de steilste, dus
met de donkerste plaatsen te worden begonnen. Deze worden uitgevoerd met de zachte,
zwarte stiften. Over een met zachte stift geschaduwde partij kan met een harde stift een