320 tweede schaduwing worden aangebracht. Niet omgakeerd, omdat op een harde stiftlaag cen zachte niet blijft zitten. Nadat de schaduwing door draaiende beweging is aange bracht, worden de overgangen van licht naar donker met de doezelaar weggewerkt en de plaatsen waar een tint ontbreekt bijgekleurd. Dan wordt nog eens van donker naar halfdonker met de stiften nageschaduwd, fijne trekjes aangebracht en eventuele fouten verbeterd. Eigenlijk is dit laatste niet goed mogelijk, daar met vlakgom de schaduwing versmeerd, en met de krabber de tekeningdrager beschadigd wordt. Als tekeningdrager kan astralon of een andere plastic foelie met een mat oppervlak worden gebruikt. Het is aan te bevelen steeds hetzelfde soort tekenmiddel te gebruiken; dus of alleen potlood öf alleen zwart-krijtpotlood. Bij gebruik van beide in een zelfde tekening kunnen later bij reproductie moeilijkheden ontstaan. Voor de belichte hellingen werd tijdens de cursus te Doorn Staedlers Mars Lumo- chrom Nr 2629 gebruikt. Ook andere harde witte stiften zijn geschikt, zoals bijv. Stabilo Schwan Nr 8752. Voor fijn werk zoals atlaskaarten en andere kaarten op kleine schaal wordt voor flauwe hellingen in het laagland H4- en H3-potlood aanbevolen; voor steile H2 en Hl; voor de diepe schaduwpartijen van de steile hellingen HB en B. Grover werk, b.v. wandkaarten kan men uitvoeren met Hardtmuths' Zulustift Nrs 1-5, welke in het Engelse taalgebied onder de naam van „Negro-pencil" verkocht wordt. Het gebruik van retouche-verf is af te raden, daar zij van het astralon afspringt. Om te controleren of de tekening goed is uitgevoerd, de vlakken gelijkmatig met grafiet zijn bedekt, schuive men bij de schaduwpartijen een wit karton, bij de lichte partijen een grijs of zilver gekleurd karton Silberfolieonder de tekeningdrager. 3. Belichtingstechniek. In de laatste jaren is zeer veel gediscussieerd Over de vraag uit welke richting de denkbeeidige lichtbron zijn licht over het terrein zal werpen. Men kan het feit, dat de z.g. noordwestbelichting (dus van linksboven), niet- tegenstaande vele bezwaren, nog steeds wordt toegepast, niet stilzwijgend voorbij gaan. Het is voorts bekend, dat een belichting uit het zuidoosten, dus van rechts beneden, meestal een optische omkering van het relief ten gevolge heeft (zie b.v. de kaart van Zwitserland in Albert Heim's Geologie der Schweiz). Een belangrijk verschil tussen schaduwing met de hand en het fotograferen van een gipsrelief (Wenschow-methode) bestaat hierin, dat bij de eerste methode het mogelijk is de richting van de lichtinval te veranderen. Om te vermijden, dat een onbevredigend beeld ontstaat waarbij b.v. hoofdwaterscheidingen niet meer te herkennen zijn, is het noodzakelijk, dat de richting van de belichting enigszins aan de richting der bergketens, ruggen en andere landschapsvormen wordt aangepast. Overigens bedenke men, dat de functie van de belichting in de eerste plaats is de terreinvormen aanschouwelijk te maken. Elk geval moet in verband daarmee afzonderlijk bekeken worden. Bij een langzaam oprijzende bergrug is het gewoonlijk van geen belang uit welke richting het licht er op valt. Bij een terras of een canon zal men de lichtbron veelal zo geplaatst denken, dat de lichtste partijen of de donkerste schaduwen däär getekend worden waar ze de vorm het beste doen spreken. Naast de richting van waar uit het terrein wordt belicht, speelt ook de hoogte van de lichtbron boven het terrein een rol. Ook hier dient niet Star vastgehouden te worden aan vaste regels, b.v. aan een vaste hoek, waaronder het licht het landschap beschijnt. De ervaring leert, dat bij een schaduwing onder schuine belichting de hellingshoek van de bodem en niet de invalshoek van de lichtstralen de doorslag geeft. De intensiteit van het licht zowel als van de schaduw neemt toe met de grootte van de helling, zodat een betrekkelijk kleine invalshoek bij steile hellingen voldoende is. Flauwe hellingen verlangen steeds een steilere lichtinval, daar anders een relief onstaat zoals in het terrein bij nacht wordt waargenomen: läge ruggen maken dan immars de indruk van hoge

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1959 | | pagina 16