312
gevoerd ter verkrijging van paspuntcoördinaten, waarna in het stereoscopische kaarteer-
apparaat Wild A 6 de beeldenparen in potlood op astralon worden gekaarteerd.
Voor gebieden der trimetrogoonopnamen wordt, behoudens door omstandigheden
noodzakelijke wijzigingen, eein volgende werkwijze toegepast:
Door middel van de slotted-templet methode of gleufmallenmethode wordt een me
chanische triangulatie uitgevoerd op de schaal 1 100 000. Uit de fotostroken worden
die exemplaren gekozen, welke de beste overdekking van het te trianguleren gebied
geven. Daarbij wordt natuurlijk zeer sterk gelet op de kwaliteit van de te gabruiken op-
namen. Wanneer op deze wijze een algemeen overzicht van de ligging en kwaliteit van
de vliegstroken is verkregen wordt een triangulatie-schema opgesteld, waarin de te ge-
bruiken foto's met hun hoofdpunt worden aangegeven, benevens de punten längs boven-
en onderkant (a en b punten) van de foto's en de punten in die oblique opnamen, die
contact maken met de naastliggende stroken. Vervolgens worden deze, benevens andere
benodigde punten, längs stereoscopische weg overgebracht op de foto's. Hierdoor is een
zo goed mogelijke puntidentifikatie en puntoverdracht verkregen.
Als de benodigde fotopunten zijn ingedragen op de foto's (en gemerkt door een
cirkeltje) worden van iedere foto de stralen (verbindingslijnen) vanuit het nadirpunt,
eventueel hoofdpunt, getekend naar de a-, b-, en de andere benodigde punten en wel op
bijv. codatrace. Van een dergelijke grafische triangulatie, op fotoschaal dus, wordt, ten
behoeve van de 'lay-oufnu per zes foto's een templet 3 gemaakt, eveneens op foto
schaal. Door deze kombinatie tot blokken wordt het aantal templets sterk beperkt, hetgeen
vanzelfsprekend praktische voordelen biedt. Als materiaal voor de templets is röntgenfilm
zeer goed te gebruiken, de film krult niet en biedt het voordeel dat de gleuven niet
inscheuren, hetgeen bij karton vrij gemakkelijk gebeurt.
Met de op deze wijze verkregen templets wordt een 'lay-out' gelegd. Als vaste punten
(in coördinaten bekende punten) worden hierbij in de eerste plaats gebruikt de astrono
mische punten, die in de loop der jaren zijn gemeten. Daar dit aantal gering is moeten
°ok kaartpunten van bestaande kaarteringen, zoals van de N.N.G.P.M. en van de Hydro-
grafische Dienst, worden overgenomen. De lay-out wordt gelegd in het Mercator-systeem,
de ruitennetten worden vooraf getrokken op bijv. astralon.
Als de lay-out van een bepaald gebied is gereedgekomen worden de gezochte paspun-
ten doorgeprikt op astralon ('base-map'
Zodra de grafische triangulatie is gereedgekomen worden met behulp van de A 6 en
de Kuipers Light Spot Projectors de beeiden van de vertikale foto's en de obliques op
fotoschaal uitgetekend (vertikalen op de A 6, obliques op de L.S.P. apparaten) 4. Deze
wijze van uitwerken, dus nog vöördat de coördinaten der paspunten bekend zijn uit de
lay-out, heeft het voordeel, dat het leggen van de lay-out en deze uitwerking naast elkaar
kunnen plaats vinden.
Uiteraard dienen de met de A 6 en met het L.S.P. apparaat uitgetekende stroken,
na het bekend worden van de coördinaten aan elkaar te worden aangesloten en te worden
geredueeerd tot de schaal 1 100 000. Dit geschiedt met behulp van een reduetie-net,
een grafische reduktie dus. Behoudens uitzonderingen tekent de Meetkundige Dienst
op deze wijze telkens vier bladen van de toekomstige kaart 1 100 000 tezamen uit in
potlood op een astralon.
In de volgende alinea's wordt nader ingegaan op de cartografische- en reproduktie
bewerkingen, welke voor de kaart worden toegepast door de Topografische Dienst.
3 Mal met gleuven, de richtingen van de gleuven vallen samen met de verbindingslijnen van de
paspunten en het nadir-, eventueel hoofdpunt, gelegen in het centrum van de mal.
4 Voor de uitwerking in de L.S.P. apparaten moeten van de daarvoor in aanmerking körnende
foto's, nadat bovenvermelde punten zijn ingeprikt, verkleiningen tot een formaat van 58 x 58 mm
worden vervaardigd.