418
uitgegaven kaarten 1:25 000, 1:50 000 en 1:200 000. Na de oorlog is dat ge
worden 1 10 000 (op aandrang van civiele zijde), 1 25 000, 1 50 000, 1 100 000,
1 200 000 wegenverkeerskaart, 1 250 000 en 1 500 000. U ziet hieruit dat, met
uitzondering van de 1 10 000 er uit militaire behoefte zijn bijgekomen de 1 100 000,
de 1 200 000 wegenverkeerskaart, de 1 250 000 en de 1 500 000, allemaal tactische
en strategische kaarten. U zult tevens opgemerkt hebben dat de 1 200 000 vervangen
is door de 1 250 000. Of de oude bestaande 1 200 000 in een andere vorm als civiele
kaart gehandhaafd zal blijven, is nog een open vraag. Hij blijft vanzelfsprekend in de
bestaande vorm voor eventuele bijwerking beschikbaar.
Omstreeks 1932 is de Bonneprojectie verlaten om over te gaan op de stereografische
projectie. In het daarvoor uitgestippelde programma is door de oorlog stagnatie ont-
staan. De westhelft van Nederland was vöor de oorlog als fotogrammetrische kaart in
stereografische projectie gereed en na de oorlog is onmiddellijk weer gestart met de
oosthelft. Doordat in de bovengenoemde projecties de bladranden in beide Systemen
evenwijdig lopen aan de bijbehorende coördinatenassen, maakten de randen der nieuwe
kaartbladen een hoek van ruim 23' met de randen der oude kaartbladen en werd dus
niet volkomen hetzelfde terreingedeelte afgebeeld. Om dit tijdelijke aansluitingsbezwaar
(te overbruggen, werden in de overgangstijd als noodmaatregel Bonnekaarten in gedraai-
de, zogenaamde aangepaste vorm samengesteld.
In 1962 moeten de kaarten in de diverse schalen als fotogrammetrische kaarten in
stereografische projectie versehenen zijn. Uitzondering hierop, niet qua tijd, maar wel
»qua projectie, zijn de 1 250 000, die de Transverse Mercatorprojectie heeft en de
1 500 000 die de Lambertprojectie heeft. Dit als gevolg van het feit dat Nederland
slechts een gedeelte van de over West-Europa liggende grote series in die projecties te
vervaardigen heeft.
Bij alle kaarteringen is het zo gesteld dat slechts in enkele gevallen het doel bereikt is
na de kaartering van de verkregen gegevens; dit is bv. het geval bij de kadastrale kaar
ten. Bij vrijwel alle andere kaarten begint nu het kartografische werk, zoals het ver-
werken van de klassifikatie van wegen en waterlopen, bodemgesteldheid, begroeiing
enz. De Signaturen en Symbolen doen hun intrede en veelal begint dan, vooral bij kaarten
op kleinere schaal dan 1:10 000 de vertekening. De kartograaf heeft nu tot taak alle
kaartelementen naar hun betekenis in het kaartwerk naar voren te laten komen, rekening
te houden met de mogelijkheden die de reproduktietechniek biedt en te waken tegen
plaatselijke onleesbaarheid door een teveel aan details. En dan komt voor de afgeleide
schalen de noodzakelijke vereenvoudiging, de generalisatie. Behalve met de generalisatie
heeft de kartograaf nog te maken met het eigenlijke tekenwerk, de interpretatie van
gegevens en de mogelijkheden van de reproduktietechniek.
Als nieuwtje tussendoor kan ik U verteilen dat volgend jaar de kaarten op de schalen
1 25 000 en 1:50 000 in een nieuwe vorm zullen verschijnen nl. een iets groter
papierformaat met, zoals bij de 1 100 000 de legenda, maar nu in plaats van twee-
drietalig, recht naast het kaartbeeld. Internationaal is die drietalige legenda voorgeschre-
ven en uit economische overwegingen is dit voor de civiele uitgave gehandhaafd; ver-
moedelijk zal de civiele kaartgebruiker daar geen bezwaar tegen hebben. Op deze kaarten
komt, evenals bij de 1 100 000 een wegenklassificatie voor, nl. autobanen breed rood
met een zwarte hartlijn, rood voor wegen van meer dan 6 m, oranjegeel voor wegen
van minder dan m breedte en roodgeblokt voor die wegen waarvan de verharding niet
aan de internationale eisen voldoet of te wensen overlaat. In de bebouwde kom krijgt
de belangrijke doorgaande verbinding, onafhankelijk van de breedte, een rode kleur.
De overige wegen in de bebouwde kom worden, eveneens onafhankelijk van de breedte,
oranjegeel, terwijl tussen de huizenblokken met hun roze tint, de wegen wit blijven. Ook