141
noorder- of zuiderbreedte, ooster- of westerlengte (exact, maar voor jonge leerlingen
erg ingewikkeld en omslachtig), maar eenvoudigweg te vinden zijn met behulp van
een letter en een cijfer duidelijk in rood aangegeven aan de randen der kaarten. In onze
practijk zien we herhaaldelijk dat leerlingen liever zoeken naar een plaats, rivier enz.
dan van het register gebruik te maken. Zou het mede niet veroorzaakt worden door de
omslachtige taal, die het register hier spreekt? Wij verwachten bij gebruik van het
nieuwe register in deze verbetering, omdat je bij het zoeken D4 nu eenmaal makkelijker
vasthoudt dan 50 26 N plus 14 52 O.
Minder zijn wij te spreken Over de 'voornaamste uitspraakregels', die aan de kaarten
vooraf gaan. Ietwat optimistisch wordt de kennis van Frans, Duits en Engels als bekend
verondersteld. Vervolgens worden wij hier niet alleen onderwezen in de uitspraakregels
voor talen met een Latijns letterschrift (Deens, Noors, Hongaars, Indonesisch, enz.),
maar ook voor talen met een niet-Latijns letterschrift (Arabisch, Chinees, Russisch,
Koreaans, Vietnamees, enz.). Dit lijkt ons nogal overdreven en zinloos.
Het blad 'Kaartprojecties' zal, behalve voor leraren-kartografen wel een min of meer
onbegrepen blad blijven, waarvan wij persoonlijk hopen dat het onze leerlingen niet
tot allerlei puntige vragen zal inspireren.
Alvorens wij de kaarten afzonderlijk gaan bekijken, eerst iets over de kaarten in het
algemeen. Verdeeid over 132 kaartpagina's zijn het er 195: niet minder dan 116 the
matische kaarten, 68 kaarten van Nederland en nog enkele andere. Ze maken over het
algemeen een prettige indruk en zijn uitgevoerd in 12 volle kleuren en vele rasters.
Toch willen we hierbij wel een paar algemene opmerkingen plaatsen: de 'dikke' plaats-
aanduidingen maken vele kaarten wat druk en onduidelijk, ook de grenzen komen lang
niet altijd voldoende tot hun recht (o.a. blad 77 Zwitserland)Ook is men niet overal
aan overlading ontkomen (118 en 119 U.S.A.), een euvel dat vooral voor een school-
atlas nogal bezwaarlijk is. Een teveel aan gegevens kan een kaart onbruikbaar maken en
hij schiet zo zijn doel voorbij. Vooral de economische kaarten lijden hieraan. Er zijn
veel te veel vakjes met letters, die een veelheid van delfstoffen aanduiden. Zou het
niet beter zijn geweest alleen de allerbelangrijkste mineralen aan te geven (steenkool,
ijzererts, uranium, kopererts, bauxiet, tinerts, e.d.) en niet te spreken van antimoon,
kaolien, magnesiet, molybdeen, titanium en vanadium? (o.a. blad 20 en 21).
Op enkele bijkaartjes spreken de kleuren, door te geringe nuancering, een onduide-
lijke taal (b.v. blad 4). Ook is er wel eens overdaad aan kleuren. De geologische we-
reldkaart (een nogal overbodig geval) lijkt hierdoor te veel op de bekende läppen
deken. Mogelijk ligt de oplossing in afzonderlijke geologische kaartjes bij de verschil-
lende werelddelen, zoals nu al met Europa is gebeurd (blad 21). De spoorlijnen vallen
door de dünne rode lijn waarmee ze zijn getekend nauwelijks op in de kaarten waarop
veel gebergten zijn aangegeven. Vooral in de Alpenlanden, waar de spoorwegen zo'n
belangrijke verkeersfunctie hebben, zijn ze nagenoeg onzichtbaar. De toenemende be-
tekenis van het wegverkeer maakt o.i. het opnemen van de hoofd-autowegen noodzake-
lijk. De enkele keer dat dit gebeurde, werd het gedaan door middel van zwarte lijnen,
die niet te onderscheiden zijn van de kleinere waterwegen en de kaart tevens nodeloos
druk maken. Het is stellig toe te juichen dat bij elke kaart een afzonderlijke legenda
Staat, wat een steeds maar weer terugslaan overbodig maakt.
Wanneer wij de atlas nu nog eens van voor tot achter doornemen, plaatsen wij bij
de kaarten, die o.i. hiertoe aanleiding geven, nog enkele körte opmerkingen. Bij blad
2 en 3 komt het ons wenselijk voor de relatief warme en koude zeestromingen met ver
schallende kleuren aan te geven. Op de isothermenkaarten van blad 19 is dit trouwens
reeds gedaan. De isothermenkaarten van blad 4 zijn onduidelijk door een te gering