DE WETENSCHAPPELIJKE EXPEDITIE NAAR HET STERRENGEBERGTE,
NEDERLANDS-NIEUW-GUINEA
6 JUNI-30 SEPTEMBER 1959
met 1 kdart
Kon het eerste verslag van de expeditie (T.A.G. 76, 3, 1959, pp. 211-213) met een
opgewektere toon worden besloten dan waarmede het begon, dit tweede verslag kan nog
opgewekter beginnen. Zoals reeds vermeld waren twee vliegers en een mecano van de
helicopters weer in Tanah Merah teruggekomen, terwijl inmiddels ook de nieuwe chef-
vlieger W. Warman te Tanah Merah was gearriveerd. Door de Catalina van de
N.N.G.P.M. en door een Dakota van de N.N.G.L.M. de Kroonduif werden voorraden
boven Sibil uitgeworpen om de expeditie in het leven te houden!
Op 18 juni arriveerde de eerste helicopter te Sibil, op 24 juni gevolgd door de tweede,
waarvan te Katern de rotorbladen waren vernieuwd. Beide helicopters bleven te Sibil
gestationneerd om daar uitsluitend te dienen voor de bevoorrading over körte afstanden
van de ploegen in het veld, zoals oorspronkelijk ook de bedoeling was geweest. De
aanvoer van de uitrusting uit Tanah Merah werd verder geheel verzorgd met een Twin
Pioneer van de Kroonduif, terwijl een zwaarder vliegtuig (Dakota) levensmiddelen
uitwierp op de opengekapte stroken naast de landingsbaan.
Nu voldoende voorraden waren aangevoerd konden de wetenschappelijke onderzoekers
uitzwermen. De Wilde maakte met de arts Romeijn een körte tocht in de omgeving
van de Sibil vallei; helaas beschadigde de Wilde daarbij zijn knie hetgeen hem tot een
vrij lange rustperiode dwong. Bär vertrok op de 9e juni naar Nimrod (bivak 36) in het
dal van de Ok Bon; op 11 juni volgde Escher hem en op 12 juni vertrok Cortel naar
de Ok Bon. Het uitblijven van de helicopters had bijna tot gevolg dat men door gebrek
aan voorraden weer naar Sibil had moeten terugkeren, maar te rechter tijd kon Warman
met 7 vluchten Bär, Cortel en Escher bevoorraden. Met de administratief ambtenaar
Dasselaar vertrok Bär op 19 juni uit Nimdol naar het noorden naar de Kiwirok;
Cortel bleef in het dal van de Ok Bon en in de dalen van de zijbeken om daar zijn
onderzoek te verrichten; Escher trok verder naar Antares.
Op de 15e juni arriveerde de laatste deelnemer, Nijenhuis, te Tanah Merah, maar
tot zijn verdriet vond hij daar zijn uitrusting niet. Deze arriveerde eerst enkele dagen
later te Merauke en na enig oponthoud kon hij met zijn bagage naar Sibil vertrekken.
Het verblijf te Tanah Merah benutte hij om de bloedgroepen van Mandobos en Djairs te
onderzoeken. In de Sibil vallei werd dit onderzoek aan Sibillers voortgezet.
Reynders vertrok op 15 juni via Tanah Merah naar Mindiptana om aldaar vijftig
Moejoedragers te werven; op 2 juli keerde hij daarmee te Sibil terug.
Verstäppen verrichtte in deze periode geomorfologisch onderzoek ten noordoosten,
oosten en zuiden van Katern. Op 20 juni keerde hij te Sibil terug, tezamen met van
Zanten, die met een kadastergroep uit Mindiptana was komen lopen. Op de 23e juni
vertrokken Verstappen en de Eerste Luitenant Nicolas naar bivak 39 aan de voet van
de Antares om te samen met Escher de beklimming van dit gebergte te beproeven. De
biologische groep Vervoort, Kalkman, van Zanten, van Heijningen en Staats
vertrok op 26 juni per helicopter naar bivak 39. De 27e juni verlieten Escher, Nicolas
en Verstappen het bivak om de Antares te beklimmen.
Juli.
De beklimming van de Antares vlotte moeizaam, omdat tot op de westelijke top
(3380 m) welke op 4 juli werd bereikt het päd gekapt moest worden. Het ontbreken van
water, het siechte weer en de koude werkten ook belemmerend. De 5e juli, toen de voedsel-