324
voorraden bijna waren uitgeput, beklommen Escher en Verstappen nog de oostelijke
Antarestop, die 3650 m hoog bleek te zijn en niet 4170 m zoals op de kaarten was
vermeld. Op 7 juli was de klimploeg weer in bivak 39 terug. Later werd de westelijke
top ook nog door andere deelnemers beklommen, die daarbij van het reeds gekapte päd
konden gebruik maken. Da westelijke top is geheel begroeid, de oostelijke top is kaal.
Inmiddels was bericht binnengekomen dat Bär en Dasselaar op 21 juni de Kiwirok
hadden bereikt en dat zij vandaar naar het westen zouden lopen om dan längs de Ok Bi
zuidwaarts te gaan. Op de 4e juli kwamen zij te Sibil terug, na twee maal (eerst noord-
waarts, daarna zuidwaarts) de centrale waterscheiding te zijn overgetrokken.
De biologen richtten op ongeveer 1500 m, met behulp van de kadasterploeg onder
leiding van van der Weiden, een bivak (39a) op de Antares in. Een komvormige
depressie in de bergrug leverde een goede landingsplaats voor helicopters op, ook nog
toen door zware regenval de grasvlakte in deze depressie in een meertje werd herschapen.
De 9e juli arriveerde de Gouverneur van Nederlands-Nieuw-Guinea met zijn echt-
genote, vergezald door de heer A. Boendermaker (onderdirecteur van de Dienst van
Binnenlandse Zaken) en Mr Th. C. van den Broek (van dezelfde dienst en vertegen-
woordiger van de Stichting Expeditie Nederlands-Nieuw-Guinea) te Sibil voor een
bezoek van een dag. De weergoden beslisten anders en het gezelschap moest vier dagen
in het basiskamp verblijven.
Op 12 juli vertrok Reynders voor een bodemkundig onderzoek in het dal van de
Ok Bon, op de hellingen van de Grote Beer en op de Antares. Inmiddels werd op de
Antares op 2350 m een bivak (40) ingericht voor de biologische groep. De 13e juli
bezocht de algemeen leider bivak 39a om daar met de biologen de plannen te bespreken;
overeengekomen werd dat het biologisch onderzoek van de Antares eind juli zou zijn
beeindigd.
Reeds werden plannen gemaakt voor een exploratie van het dal van de Ok Tsop tot
bij de Julianatop. Deze plannen werden echter doorkruist door het verongelukken van
de helicopter PH-HEO op bivak 40, waar een valwind het vliegtuig tegen het landings-
platform smakte en deed omslaan. De vlieger Warman bleef gelukkig ongedeerd,
maar de helicopter moest als geheel verloren worden beschouwd.
Door deze tegenvaller was een nieuwe situatie ontstaan, die vele beperkingen aan de
verdere activiteiten van de expeditie oplegde. Gelukkig was het niet nodig om de bio
logen voortijdig terug te roepen en ook Reynders kon zijn onderzoek van Antares be-
eindigen. Niet mogelijk was het om verdere voorraden naar Antares te brengen en
Reynders moest helaas afzien van zijn voorgenomen tocht ten noorden van Antares
en naar Kiwirok. De enige mogelijkheid was nog om alle deelnemers längs een lijn
te laten werken in het dal van de Ok Tsop. Gezocht werd naar een päd over het Orion-
gebergte in het westelijk deel van de Sibil vallei; een dergelijk päd zou de route naar
de Julianatop eenvoudiger hebben gemaakt, omdat de overgebleven helicopter dan alleen
in de Sibil vallei zou behoeven te vliegen, hetgeen de vliegveiligheid aanmerkelijk
verhoogde. Een voorverkenning van de Sergeant der Mariniers J. A. DE Wijn leverde
echter op dit punt een negatief resultaat op.
Een complicatie was nog dat de fondsen van de Stichting practisch waren uitgeput
en dat zij de tocht naar de Julianatop en de voorgenomen doorsteek van Sibil naar
Hollandia niet meer toelieten. In de hoogste nood is echter de redding nabij, want op
29 juli Steide de heer Verolme, directeur van Verolme's Scheepswerf in Ridderkerk,
zieh garant voor de voortzetting van de expeditie. Diezelfde dag was in Nieuw-Guinea
een comite opgericht om gelden voor de expeditie bijeen te brengen en wel inzonderheid
voor de doorsteek. Bepaald verkwikkend is het te vernemen, dat niet alleen de Neder-
landse bevolking van Nederlands-Nieuw-Guinea zieh daarvoor inzette, maar ook de