325
autochtone bevolking volop belangstelling toonde. Op 30 juli bereikte het verheugende
nieuws ons dat de plannen (Julianatop en doorsteek) volledig zouden kunnen worden
uitgevoerd.
Voor Cortel werd 28 juli de laatste dag in het expeditie-gebied. Aangezien er naar
zijn oordeel en naar dat der andere geologen met de beschikbare hulpmiddelen voor
hem niets meer te doen viel, verliet hij op die dag de Sibil vallei om naar Nederland
terug te reizen. Tegelijk met hem vertrok ook de vlieger van den Bos, die door het
uitvallen van een der helicopters overbodig was geworden. Het Stichtingsbestuur was
nl. na ampele overwegingen tot de conclusie gekomen dat het geen zin meer had de
verloren helicopter door een andere te doen vervangen, daar deze toch niet vöör Sep
tember had kunnen worden ingezet.
In juli maakte de Wilde nog een tocht van Katern naar het Kloofbivak en naar het
stroomgebied van de Ok Kair en daarna naar het dal van de Ok Bon, waarbij hij zijn
fysisch-antropologisch onderzoek voortzette.
Augustus.
De vertraging in de opvoer door het niet beschikbaar zijn van een Twin Pioneer,
door technische storingen of door siecht weer bleef zieh nog steeds doen voelen. De
activiteit van de helicopter werd enige tijd beperkt door schaarste van benzine.
Leek het aanvankelijk dat de bevoorrading op de route naar de Julianatop zeer moeilijk
zou worden, gelukkig bleken de helicoptervliegers Warman en Menge bereid om
door het dal van de Ok Tsop te vliegen tot Julianabivak (1800 m) ten westen van het
dorp Denmatta. Met veel energie werd aan de bevoorrading van dit bivak begonnen.
Verstappen en de Wijn vertrokken de le augustus met een aantal dragers om tussen
Sibil en Julianabivak landingsplaatsen voor de helicopter open te kappen. De 9e
augustus vertrok de Ltz Arts II o.e. Tissing met een groep dragers te voet naar Juliana
bivak. Bij Boelankop werd een permanent tussenbivak op deze route gevestigd, dat door
twee mariniers bezet werd. Op 8 augustus-vertrok Bär voor de doorsteek Sibil-Hollandia.
Dasselaar was vooruitgegaan om aan de Ok Bi een bivak in te richten. Samen trokken
zij verder noordwaarts. Aangenomen was dat de Ok Bi een van de bronrivieren van
de Sobger was. Later bleek dat de Ok Bi in de Kloof- of A-rivier uitstroomde en ang
stige uren werden beleefd toen op 27 augustus de Twin Pioneer hen niet op de afge-
sproken plaats aan de Sobger vond. De 28a augustus werden zij door de Cessna van de
Missionary Aviation Fellowship aan de Kloofrivier gevonden en diezelfde dag door de
Twin Pioneer in hun Van Rijswijk-bivak bevoorraad. Om weer op de goede route te
komen moesten zij over een gebergte (door hen Boendermaker-gebergte gedoopt) van
meer dan 2000 m hoogte oostwaarts naar het Sobger dal trekken.
Van Julianabivak uit trokken Verstappen en de Wijn met een kapploeg verder
het Tsop-dal in; Escher, Tissing en de Cineast ter Laag zorgden met Sehulp van de
mariniers voor de bevoorrading van deze groep. Het terrein was uitermate zwaar en pas
op 3 September werd op 3250 m het ten noorden van de Julianatop gelegen meer bereikt.
De Wilde maakte een tocht door het westelijk deel van de Sibil vallei en onderzocht
later de bevolking in een aantal dorpen tussen Boelankop en Sibil. Pouwer bracht
eveneens een bezoek aan het westelijk deel van de Sibilvallei en bracht voorts geruime
tijd door in het Tsop-dal bij Denmatta. Anceaux die eind juni voor een kort bezoek
aan Hollandia was vertrokken keerde 22 augustus te Sibil terug. Hij was van Mindip-
tana komen lopen en verzamelde onderweg gegevens Over veertig talen en dialecten.
De bloedgroepen-specialist Nijenhuis vertrok op 18 augustus uit Sibil om naar Ne
derland terug te keren. Reynders verrichtte bodemonderzoek in het dal van de Ok
Tsop van Boelankop tot Julianabivak.