134
schap aan het Hoogheemraadschap Delfland heeft daarom een historische zin. Deze zin
bestaat uit het aanwijsbare verband tussen de tegenwoordige ambtelijke kaarterings-
diensten in Delft, die thans voor de kaartering van het Nederlandse grondgebied zorgen,
en het voor de eerste maal in dit gebouw genomen initiatief tot een topografische op-
name van een groot gedeelte van dit Nederlandse grondgebied.
Hoewel thans aan de Nederlandse waterschappen geen rol van betekenis in de kaar
tering meer toebedeeld is, mögen we toch niet vergeten dat dank zij hun initiatieven
Nederland een unieke plaats inneemt door deze typische waterstaatskartografie.
DERDE NEDERLANDSE KARTOGRAFENDAG
De zevende november, een historische datum zoals u weet, heeft in Delft plaats gehad de derde
Nederlandse kartografendag, welke een gelukkige traditie begint te worden, al is een dag maar een
dag. Koninklijke gastvrijheid verleenden de hoogleraren Schermerhorn en Roelofs in het ITC
en in het Laboratorium voor Geodesie. Het merendeel der honderdvijftig aanwezigen zal dit keer
in de eerste plaats gekomen zijn voor de zeer schone ochtendlezing (een dampig-zonnige ochtend)
getiteld Entwicklungen der schweizerischen Kartographie und neuere Probleme der Reliefdarstel-
lung door de heer prof. dr Eduard Imhof, Zwitserlands eerste kartograaf, mögen wij wel zeggen,
en hoogleraar aan de Technische Hogeschool van Zürich. Deze lezing, welke rijk was verlucht met
intelligente en historische lichtbeeiden, vindt men eiders in dit tijdschrift verkort weergegeven.
De middag werd, vruchtbaar, verdeeld tussen Zwitserse en Nederlandse kartografie. Ten eerste
namelijk het bekijken van de reizende tentoonstelling Zwitserse Landkaartendie o.a. in Duitsland
en Engeland te bezichtigen was, en die wij op thuisreis van Londen enige weken in Nederland
konden krijgen (7-20 november; de opening van de tentoonstelling geschiedde door de ambassadeur
van Zwitserland; de inleiding werd gehouden door Ed. Imhof).
De tentoonstelling vijfenzeventig kaarten en vele foto's, Zwitsers perfekt in de goede zin van
deze woorden was bijeengebracht en gefinancierd door de stichting Pro Helvetia, en te Delft
intiem-modern en waardig ingericht met medewerking van de Bataafse Internationale Petroleum
Maatschappij. Er waren vijf afdelingen, te weten a. een beeld, in vijftien grote fotografieen, van
het maken ener topografische kaart, van driehoeksmeting tot drukkerij; b. belangrijke historische
kaarten (waarover hieronder meer); c. kenmerkende bladen van hedendaagse ambtelijke kaarten
(1 5 000, kadaster; 1 25 000, 1 50 000, 1 100 000), voorbeelden uiteraard van de allerfijn-
zinnigste topokartografie; d. niet-ambtelijke eigentijdse kaarten, algemeen-geografisch, en e. niet-
ambtelijke bijzondere (thematische) kaarten, voornamelijk van Orell-Füssli uit Zürich, Kümmerly
Frey uit Bern, en Hallwag, eveneens uit Bern. Alle titeis, bijschriften en verdere bijzonderheden
over deze kaarten zijn eventueel bij de secretaris van de Kartografische Sectie ter inzage.
Alleen uit de tweede, de historische afdeling, möge ik enige kaarten individueel vermelden,
zoals de vroegst bekende kaart van Zwitserland door de Züricher stadsarts Konrad Türst (1495,
faksimile); een deel van de vroegste kaart van het kanton Zürich van Josias Mürer (1566), wel
de verrukkelijkste houtsnee, naar het schijnt, uit de Zwitserse kartografie; Hans Konrad Gyger's
kaart van hetzelfde gebied (1667, faksimile), 1 circa 30 000, voorbeeld van een vroeg-moderne
topografische kaart, met o.a. loodrecht boVenaanzicht van het relief en een, zij het wijdmazige,
triangulatie. En voorts, want vrijwel alle mijlstenen der Zwitserse kartografie waren hier te zien,
bladen uit de eerste topografische kaart van geheel Zwitserland, de bekende Dufour kaart (1
100 000, versehenen 1844-64), die het begin werd van de internationale naam der Zwitsers op
kartografisch terrein; en uit het tweede Eidgenossische kaartwerk, de Siegfried kaart (1:50 000
voor alpien terrein, 1 25 000 voor de overige gebieden, 1868 - circa 1910).
In de verdere middag was er dus gelegenheid tot bezichtiging van het Delflandhuis, het oude
hart van het hoogheemraadschap Delfland. De begroeting alhier door de dijkgraaf zelf, en de
inleiding van ir Koeman over waterschapskartografie (zie tekst eiders in dit tijdschrift) bleken
al even aangenaam en klaar van lijn te zijn als de vele water-kaarten zelve die hier tegen een wel
zeer autentieke achtergrond te zien waren. Een lieve thee verzoette het kille weggaan, tegen vijven.
Het blijft evenwel te betreuren dat een kartografendag niet kan uitdijen tot een halve week, met
wilde zwijnen en bourgogne bij het houtvuur. J. E. Romein