135
TWEE NIEUWE NEDERLANDSE SCHOOLATLASSEN
Bos-Niermeyer, Schoolatlas der gehele aarde. 40e druk, verzorgd door F. J. Orme-
IING. J. B. Wolters, Groningen, 1959- 24 x 38,5 cm. 44 grotendeels dubbele kaartbladen,
met register. Prijs geb. 17,50.
Kartografische aspecten.
De onlangs versehenen 40e druk van de bekende Bos' Atlas, thans geheel bewerkt
door Dr F. J. Ormeling, heeft in vele opzichten een grote vernieuwing ondergaan.
Eerst al uiterlijk: alle kaarten hebben een eenvoudiger en modernere omlijsting ge-
kregen, de titel Staat boven de kaart inplaats van in een hokje en de legenda's zijn voor
een deel naar de onderrand verplaatst. Belangrijker nog is dat er een aantal nieuwe
bladen is toegevoegd en dat een zevental kaarten van landen door andere is vervangen,
waarbij een afwijkende wijze van bewerking is ingevoerd. De voornaamste afwijkingen
zijn: 1. het gebruik van hoogtelijnen als begrenzing van de hoogtetinten; 2. vervanging
van de bergtekening met schrapjes door een reliefschaduwing; 3. invoering van een
nieuw lettertype voor de namen, en 4. opname van thematische kaartjes in zwart-wit op
de achterkanten van de bladen. We zullen de merites van elk van deze maatregelen
nader beschouwen.
1. Het invoeren van hoogtelijnen is een grote vooruitgang, ook in didactisch op-
zicht De hoogtelijnen-tekening is flink gegeneraliseerd, zodat men een overzichtelijk
beeld verkrijgt, dat meestal nog ruim voldoende gedetailleerd is (bv. op de bladen van
Frankrijk en Spanje). Op andere bladen (bv. Skandinavie) echter is men bij dit ge-
neraliseren wel wat ver gegaan waarbij een te schematische voorstelling ontstaat, en nog
meer geldt dit voor kaarten als die van Java en Midden-Amerika, waar de schaduwing
soms dalen en bergruggen weergeeft terwijl de hoogtelijnen op die plaatsen ongebroken
doorlopen, wat kartografisch ontoelaatbaar is. Uit didactisch oogpunt zou een simplis-
tische voorstelling misschien nog te verdedigen zijn, maar van een atlas als deze verwacht
men toch meer.
Bij de invoering van hoogtelijnen vraagt men zieh ook af of het niet tijd wordt het
aantal hoogtezones te vergroten, bv. door opnemen van de hoogtelijnen van 1000 en
2000 m, wat tegelijk een groter aantal hoogtekleuren en een meer geleidelijke kleuren-
schaal zou meebrengen.
2. De vervanging van hellingschrapjes door relief-schaduwing behoeft op zieh zelf
geen nadeel te betekenen, integendeel. In dit geval is de schaduwing echter op ver-
scheidene plaatsen nog onvolmaakt, en soms zo vaag en weinig geprononeeerd dat het
relief zijn karakter verliest en tot een wazige schim wordt. Zo zijn de cuesta's van het
bekken van Parijs, verscheidene kämmen in de Jura, Sierra Morena, Iberisch gebergte
geheel verdwenen. Het is zaak deze tekening in een volgende druk te vernieuwen om
zodoende het peil van de oude, nu vervallen kaarten te evenaren of liever noe te over
treffen.
3. De derde vernieuwing is de vervanging van de oude letter door een schreefloze
getekende letter. Ook deze vereenvoudiging in het beeld behoeft geen achteruitgang
te zijn, maar ook hier is de uitvoering nog niet volmaakt: de letters zijn soms nog wat
ongelijk en log, de cursieve letter heeft naar mijn gevoel iets te veel het karakter van
een schrijfletter, de landstreeknamen zijn soms moeilijk leesbaar doordat de vrij kleine
letters te ver uit elkaar staan (zie bv. Aragon).
4. De opname van thematische kaartjes van de afzonderlijke landen op de achter
kanten van de bladen is een grote verbetering, waarmede aan een lang gekoesterde wens
is voldaan. Meestal zijn hiervoor neerslag, grondgebruik, mijnbouw (soms met industrie)