450 gekregen om te experimenteren zonder met enige traditie in de kartografie rekening te hoeven houden; het resultaat is verrassend. Waarom zouden zeeen bv. altijd blauw moeten zijn? In deze atlas zien we de zee op de ene kaart donkergrijs, op de andere bruingroen, donker blauwgroen, lichtgrijs of ook geel, maar nooit blauw. Voor het land is dan vaak een kleur gebruikt die de auteur er goed bij vindt passen, bv. wijnrood, bruingeel of oranje in een grijze zee, geelbruin in een donkergroene, grijs in een geel- groene zee enz. De tinten zijn bijna nooit fei, steeds sterk gemengd en gedekt zodat meestal een beschaafd effect verkregen wordt. Ook tal van thematische kaarten vormen onconventionele en be- langwekkende kleurencomposities. Dit betekent niet dat wij deze experimenten nu ook alle even geslaagd vinden. De hoogtekaarten van de delen van Indonesie en de werelddelen bv. hebben, tegen een grijze zee, een zeer donker vuil-geelbruin iaagland (geen groen, blijkens de toelichting om een associatie met 'sappigheid' te vermijden). Naar boven toe wordt het bruin iets lichter om bij 1000 m plotseling om te slaan in geel; de bedoeling is het bergland direct in het oog te laten springen, maar een plastisch beeld van het relief wordt er niet door verkregen. Een lichter worden van de tinten bij grotere hoogte is op zichzelf niets nieuws: het is vroeger al toegepast, maar met heel andere kleuren, door Peucker in zijn 'Farbenplastik' en later door Imhof, maar het heeft altijd het bezwaar dat in het dichter be- woonde Iaagland de topografische lijnen minder duidelijk spreken tegen het donkerder fond. In dit geval geldt het wel heel bijzonder: de rivieren zijn soms bijna niet te vinden tegen de donkerbruine achtergrond. Een te gering kontrast komt ook op andere kaarten voor: de epicentra in de donkere zee van bl. 33, of de verspreiding van de bevolking (rode stipjes) op het donkergrijze vasteland van bl. 22-23; soms ook zijn de kleurverschillen tussen land en zee zo gering dat de kaart ondui- delijk wordt (bl. 26-27, 65). Nu kan dit voor een deel aan het drukken liggen: bij de hoogtekaarten bv. is de ene veel donkerder afgedrukt dan de andere, en de effen tinten vertonen soms een wolkig effect, dus misschien heeft de ontwerper wel een enigszins ander beeld bedoeld dan de gedrukte atlas te zien geeft. De topografie is over het algemeen zeer fijn bewerkt (weinig gegeneraliseerde hoogtelijnen en kusten) en toch zijn de kaarten qua inhoud zeer sober gehouden, soms zelfs te leeg: zo vertonen vele thematische kaarten in het geheel geen topografie (op de kust na) zodat men wel een fraai beeld krijgt van de verspreiding van een verschijnsel maar niet ziet in welk land deze gekleurde plekken liggen (bl. 4-9). Op het gebied van de projecties laat de atlas ook een paar interessante experimenten zien. Voor een aantal wereldkaarten is een MoLLWEiDE-projectie gebruikt, die volgens het bekende systeem van Goode uiteengeknipt is in sectoren, ieder met een eigen midden-meridiaan; het nieuwe hierbij is dat het stuk met de westelijke Pacific Over de oostelijke Pacific heen is geschoven zodat Amerika veel dichter bij Azie komt te liggen, wat een flinke ruimtewinst betekent. Jammer dat de aansluiting bij de Beringstraat inconsequent en zelfs niet geheel juist is uitgevoerd, waardoor deze zeestraat te breed is geworden en de Aleoeten niet op hun plaats liggen. Ongelukkig is ook om dezelfde pro- jectie zonder meridianen en in een rechthoekig kader voor de kleine thematische wereldkaartjes te gebruiken, waardoor delen, die eigenlijk buiten de kaart liggen of land bevatten, als zee zijn ge- kleurd; bovendien is door anders verschuiven van de continenten de Beringstraat nog weer breder geworden. Voor leerlingen moet dit een verwarrende indruk geven. Voor een andere wereldkaart (bl. 2-3) is de 'regional projection' van John Bartholomew ge bruikt: conisch op het noordelijk halfrond tussen poolcirkel en keerkring, ten z. daarvan, in sectoren uiteengeknipt, een soort BoNNE-projectie. Het noordpoolgebied is iets afwijkend behandeld: Bar tholomew gebruikt ten n. van de poolcirkel weer een BoNNE-achtige constructie, Romein c.s. zet hier blijkbaar de kegelprojectie tot het centrum voort, waarbij de schaal vergroot moet worden en de afstanden tot de noordpool dus t'e groot worden, wat niet direct zichtbaar is daar het gradennet hier is weggelaten. Ook de vreemde onderbreking bij 170° W.L. is niet verantwoord. Van de eigenschap dat men een kegelprojectie over meer dan 360° kan voortzetten is op deze kaart gebruik gemaakt door Amerika twee maal af te beeiden met de bedoeling zowel de relaties met de atlantische als met de pacifische wereld weer te geven. Ontoelaatbaar is echter om dezelfde projectie op bl. 10-11 met weglating van het gradennet in een rechthoekig kader te plaatsen en dit weer geheel op te vullen met zee, die daardoor voor een groot deel buiten de eigenlijke kaart ligt; het dubbel voorkomen van de Amerika's maakt hier een nogal zonderling effect. Op de geografische inhoud zal in deze kartografische beschouwing niet worden ingegaan; uiter- aard is de inhoud afgestemd op de Indonesische behoeften en de wensen van de opdrachtgever. De kartografische experimenten zijn in ieder geval bijzonder belangwekkend; elke kartograaf moet voor zichzelf maar uitmaken of hij er afwijzend of instemmend tegenover Staat. A. J. Pannekoek

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1960 | | pagina 18