b b b 103 werk, is al een hele opgaaf, maar het iithografisch werk zou blijvend veel ingewikkelder worden. Toch zou men deze moeite er nog wel voor over kunnen hebben, wäre het niet, dat de sub 4 genoemde afwijkingen dermate groot en wat ernstiger is, ook variabel kunnen zijn, dat dit voorlopig nog niet verantwoord lijkt. Bij de toepassing zal men zieh dus wel enige beperkingen moeten opleggen en genoe- gen moeten nemen met benaderingen. Een voorbeeld van een mogelijke opstelling is het volgende: le keuze van een bevredigend verloop, eventueel hetzelfde voor de drie kleuren; 2e verwaarlozing van de onderlinge beinvloeding; 3e keuze van het aantal trappen voor elke kleur; 4e correctie van de rasters zodat bij de druk het bij 1gekozen verloop wordt verkregen, verwaarlozing van kleurverschuivingen die optreden bij het achtereenvolgens drukken van meerdere kleuren. Hierbij kunnen we dan nog het volgende ppmerken: ad 1. Men moet hier dus voorlopig naar eigen oordeel te werk gaan en kan dus hetzij de Munsell schaal, hetzij de analytische schaal tot voorbeeld nemen. In dit ver band wil ik er nog op wijzen, dat onze tegenwoordige schaal, hoewel bedoeld als uit- treksel van de lineaire verdeling volgens Hickethier, in feite veel overeenkomst bleek te vertonen met de analytische schaal (zie fig. 2). Misschien is dat achteraf bekeken wel een voordeel geweest. Heeft men geen uitgesproken voorkeur, dan zou men als compromis een verloop volgens een S-vormige kromme kunnen nemen (fig. 3, krom- men S). Deze is progressief zowel vanuit het zwart als vanuit het wit, telkens tot het midden-grijs. ad 2. Bij onze keus moeten we echter ook overwegen, dat een schaal die in een kleu- rendruk voldoet, bij meerkleurendruk moeilijkheden kan opleveren, omdat wij immers bij deze opzet daarvoor geen correcties willen aanbrengen. Dat komt er dus op neer, dat de schaal moet voldoen zowel wanneer zij op wit papier gedrukt wordt als ook op een hele serie ondergronden waar de andere kleuren reeds op voorkomen, met als uiterste beide in volle dekking. Hiertegenover Staat de eenvoud van de gehele opzet en van het lithografische werk. ad 3. Het eenvoudigste is natuurlijk om eenzelfde aantal trappen te nemen voor alle drie de kleuren. Meent men, dat de verschillen in geel minder duidelijk te zien zijn dan die in rood en blauw, dan moet men geel in minder trappen verdelen. Denkt men bovendien iets dergelijks, maar in mindere mate, tussen rood en blauw waar te kunnen nemen, dan kan men ook hier een verschallend aantal trappen toepassen. In tabel 1 zijn als voorbeeld een aantal mogelijkheden en het daarbij te verkrijgen aantal combinaties (n) aangegeven, uit deze of dergelijke combinaties zal een juiste keuze gemaakt moeten worden. "Tabel 1. g r n g r n g r n 3 5 5 144 3 5 6 168 3 6 7 224 4 6 6 245 4 6 7 280 4 7 8 360 5 1 7 384 5 7 8 432 5 8 9 540 6 8 8 567 6 8 9 630 6 9 10 770 7 9 9 800 7 9 10 880 7 10 11 1056 8 10 10 1089 8 10 11 1188 8 11 12 140 4 ad 4. Aan de hand van metingen aan rasters en aan proefdrukken moet men deze correcties trachten aan te brengen. De verbetering, die hiermee verkregen kan worden

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1961 | | pagina 13